Over antistolling
Antistollingsmedicijnen worden vaak bloedverdunners genoemd. Deze geneesmiddelen onderdrukken de stollingsmechanismen in het bloed, zodat minder gemakkelijk bloedstolsels ontstaan. lees meerOver antistolling
Antistollingsmedicijnen worden vaak bloedverdunners genoemd. Deze geneesmiddelen onderdrukken de stollingsmechanismen in het bloed, zodat minder gemakkelijk bloedstolsels ontstaan. Uw arts heeft bloedverdunners voorgeschreven omdat u een verhoogd risico op het vormen van bloedstolsels heeft (bijvoorbeeld trombose of infarct). Dit kan komen door verschillende onderliggende oorzaken of ziektes. De medicijnen zorgen ervoor dat uw bloed minder makkelijk stolt, maar hierdoor is er een verhoogd bloedingsrisico.
Het is daarom belangrijk dat uw behandelende zorgverleners weten dat u bloedverdunners gebruikt, zeker bij een ingreep of onderzoek. Bij bepaalde operaties moet u tijdelijk stoppen met bloedverdunners of moeten deze vervangen worden door lichtere bloedverdunners.
In het Radboudumc is er een speciaal antistollingsteam, het S-team, dat samen met u en uw behandelaar kijkt wat er met uw antistollingsmedicatie moet gebeuren rondom een operatie.
Belangrijke adviezen voor mensen die bloedverdunners gebruiken
Als u VKA’s, DOAC, LMWH of een plaatjesremmer gebruikt, dan ligt de zorg bij de medisch specialist die de medicatie heeft voorgeschreven, zolang u nog bij hem of haar onder controle bent. Als u niet meer onder controle bent van de medisch specialist, wordt uw huisarts uw hoofdbehandelaar. lees meerBelangrijke adviezen voor mensen die bloedverdunners gebruiken
Als u VKA’s, DOAC, LMWH of een plaatjesremmer gebruikt, dan ligt de zorg bij de medisch specialist die de medicatie heeft voorgeschreven, zolang u nog bij hem of haar onder controle bent. Daar kunt u terecht met vragen over een ingreep, bijwerkingen, bloedingen. Als u niet meer onder controle bent van de medisch specialist, wordt uw huisarts uw hoofdbehandelaar. Voor vragen over VKA’s kunt ook terecht bij de trombosedienst.
- Stop nooit zomaar met antistollingsmiddelen, welke u ook gebruikt.
- Gebruik uw antistollingsmedicatie nauwkeurig volgens voorschrift.
- Raadpleeg uw arts bij bloedingen, en breng bij VKA- gebruik ook de trombosedienst op de hoogte.
- Raadpleeg bij vragen uw behandelend specialist, huisarts, apotheker of de trombosedienst.
- Informeer uw artsen/ behandelaars en tandarts altijd over het gebruik van uw antistollingsmedicijn.
- Als u acenocoumarol, fenprocoumon of warfarine gebruikt en u wordt opgenomen in het ziekenhuis; neem het meest recente doseerschema van de trombosedienst mee en overhandig het aan de behandelend arts.
- Informeer het S-team wanneer uw bloedverdunners voor een ingreep veranderd of gestopt worden. Het s-team kan u dan opnieuw een advies geven.
Over het stollingsteam S-team
Het S-team heeft extra aandacht voor antistolling rondom uw operatie, ingreep of onderzoek in het Radboudumc. lees meerVerschillende soorten bloedverdunners
Hier leest u meer over het gebruik van antistollingsmedicijnen (bloedverdunners). lees meerVerschillende soorten bloedverdunners
-
De naam bloedverdunners klopt eigenlijk niet want deze medicijnen verdunnen het bloed niet. Wel zorgen bloedverdunners (letterlijk: anti-klontermiddelen) ervoor dat het bloed minder snel stolt. Ze onderdrukken de stollingsmechanismen in het bloed zodat er minder snel bloedstolsels ontstaan.
-
Artsen schrijven bloedverdunners voor:
- bij de hartritmestoornis boezemfibrilleren (ook wel atriumfibrilleren genoemd) om te voorkomen dat er bloedpropjes ontstaan die in de hersenen terechtkomen waardoor een herseninfarct kan ontstaan
- bij een trombosebeen, trombosearm, trombose elders of longembolie om te voorkomen dat de trombose zich verder uitbreidt.
- na een hart- of herseninfarct om het risico te verminderen dat er opnieuw een probleem ontstaat
- bij een kunsthartklep of bij een biologische hartklep
- bij arterieel vaatlijden, dotterprocedures of stentplaatsing om te voorkomen dat het bloedvat of de omleiding (bypass) weer dicht gaat zitten
-
Als u een medicijn inneemt komt het via uw maag en darmen in uw bloed terecht. Het bloed brengt het medicijn overal in het uw lichaam, ook op de plaats waar het moet werken. Als het medicijn zijn werk heeft gedaan, verlaat de werkzame stof het lichaam weer. Daar zorgen uw lever en de nieren voor.
Bijna alle medicijnen hebben ook een onbedoelde werking. Dit noemen we een bijwerking. In de patiëntenbijsluiter en in op deze webpagina kunt u lezen welke bijwerkingen een bloedverdunner kan veroorzaken. Dit wil niet zeggen dat deze bijwerkingen ook altijd optreden. Met de juiste dosering en zorgvuldig gebruik, treden bijwerkingen meestal niet op. Sommige bijwerkingen ontstaan doordat het lichaam moet wennen aan een nieuw geneesmiddel, probeer dit te accepteren.
-
Er zijn 4 groepen bloedverdunners. Voor een goede bloedstolling zijn bloedplaatjes, eiwitten en stollingsfactoren nodig. De verschillende bloedverdunners grijpen in op één van de onderdelen van het stollingsproces.
Plaatjesremmers
De plaatjesremmers zorgen ervoor dat de bloedplaatjes (trombocyten), die verantwoordelijk zijn voor het klonteren van bloed, minder goed werken. De bloedplaatjes kunnen niet goed meer samenklonteren of aan de wand van de bloedvaten hechten. Hierdoor treedt minder snel ongewenste stolling op in de vorm van trombose of embolie.
De plaatjesremmers schrijven we voor na een hartinfarct om de kans op een tweede hartinfarct te verkleinen. Ook na een herseninfarct (beroerte) schrijven we deze middelen voor. Bij bepaalde vormen van hartkramp (instabiele angina pectoris) en bij boezemfibrilleren gebruiken we soms ook plaatjesremmers. In Nederland gebruiken we onder andere acetylsalicylzuur (Aspirine®) en carbasalaatcalcium (Ascal®) als plaatjesremmers. Carbasalaatcalcium is een vorm van acetylsalicylzuur die beter in water oplost en daarom minder bijwerkingen geeft.
Bijwerkingen
Er is slechts een kleine hoeveelheid acetylsalicylzuur of carbasalaatcalcium nodig om de klontering van bloedplaatjes te remmen. Daarom komen bijwerkingen weinig voor. Soms kunt u last krijgen van buikpijn of maagpijn, brandend maagzuur of misselijkheid. Bij astmapatiënten kan benauwdheid voorkomen. Neem dan contact op met uw huisarts.Stofnaam
In de handel als
Acetylsalicylzuur
Acetylsalicylzuur; Acetylsalicylzuur
Cardio; Acetylsalicylzuur Neuro;
Accod; Alka-Seltzer®; APC®; Aspirine
Protect®; Aspegic®; Aspro®;
Chefarine®; Migrafin®Carbasalaatcalcium
Ascal®; Ascal Cardio®; Carbasalaatcalcium
Clopidogrel
Plavix®; Iscover
Dipyridamol
Persantin®
Dipyridamol/Acetylsalicylzuur
Asasantin®
Vitamine K antagonisten (VKA’s)
Vitamine K-antagonisten zijn bloedverdunners. Ze worden ook wel coumarines genoemd. Vitamine K-antagonisten zorgen ervoor er minder stollingsfactoren aangemaakt worden en daardoor stolt het bloed minder snel. Vitamine K is nodig voor de aanmaak van diverse stollingsfactoren in de lever, zoals Factor II (protrombine), VII (7), IX (9) en X (10). Vitamine K-antagonisten werken dus vitamine K tegen.
Het duurt een aantal dagen voordat deze medicijnen goed werken, het aantal tabletten wat geslikt moet worden verschilt per persoon. Verder wordt de werking van vitamine K-antagonisten beïnvloed door andere medicijnen, voeding en de algemene gezondheid van de patiënt. Zeker in het begin wordt het bloed regelmatig gecontroleerd via de trombosedienst om ervoor te zorgen dat dat u juist ingesteld bent. Bij deze controle wordt de INR-waarde in het bloed gemeten. Aan de hand van deze waarde kan de arts bepalen hoeveel tabletten u het beste kunt innemen. De INR-waarde schommelt, dat is normaal. Het is de bedoeling dat u binnen bepaalde waarden blijft, dit noemen we de streefwaarde. De streefwaarde is afhankelijk van de indicatie waarvoor u vitamine K-antagonisten voorgeschreven krijgt. Ligt de INR onder de streefwaarde dan is er meer kans op de vorming van een bloedstolsel. Ligt de INR boven de streefwaarde dan is er meer kans op een bloeding.
Bijwerkingen
Als u coumarines gebruikt, staat u onder regelmatige controle van de trombosedienst. Neem contact op met uw behandelend arts of met uw huisarts als u last krijgt van onverklaarbare blauwe plekken of ongewone bloedingen. Bijvoorbeeld:- een bloedneus
- een wond die blijft bloeden
- hevige of onverwachte menstruatie
- bloed in de urine of de ontlasting
- ophoesten of uitbraken van bloed of iets dat er uit ziet als koffiedik
Soms komen de volgende klachten voor:
- verstopping
- teerachtige ontlasting
- buikpijn
- maagpijn
- misselijkheid
- huiduitslag
De werking van coumarines kan worden versterkt door alcohol en door een aantal geneesmiddelen. De trombosedienst heeft daarover meer informatie.
Stofnaam
In de handel als
Acenocoumarol
Acenocoumarol
Fenprocoumon
Marcoumar®; Fenprocoumon
DOAC’s
Directe Orale AntiCoagulantia (DOAC) behoren tot de nieuwe generatie antistollingsmiddelen en remmen de aanmaak van specifieke stollingseiwitten. U hoeft niet naar de trombosedienst voor controle van het bloed. DOAC’s werken snel en voeding verstoort hun werking niet.
Om de behandeling met DOAC’s te laten slagen is het erg belangrijk dat u de tabletten strikt volgens voorschrift van uw specialist inneemt. DOAC’s werken kort en zijn dus weer snel uit uw lichaam verdwenen. Als u de tabletten vergeet in te nemen, neemt daardoor het risico op trombose snel toe.
Uw behandelaar controleert regelmatig uw nierfunctie omdat bij achteruitgang van de nierfunctie de dosering eventueel aangepast moet worden.
Bijwerkingen
Neem contact op met uw behandeld arts of met uw huisarts als u last krijgt van onverklaarbare blauwe plekken of ongewone bloedingen. Bijvoorbeeld:- een bloedneus
- een wond die blijft bloeden
- hevige of onverwachte menstruatie
- bloed in de urine of de ontlasting
- ophoesten of uitbraken van bloed of iets dat er uit ziet als koffiedik
Soms komen de volgende klachten voor:
- verstopping
- teerachtige ontlasting
- buikpijn
- maagpijn
- misselijkheid
- huiduitslag
Stofnaam In de handel als Dabigatran Pradaxa Apixaban Eliques Edoxaban Lixiana Rivaroxaban Xarelto LMWH’s
Spuitjes met laag moleculaire gewichtsheparines (LMWH’s) blokkeren stollingsfactoren en werken vrijwel direct (na ongeveer 20 minuten). De werkingsduur is kort: 12-24 uur. Ze worden vaak gegeven na een ingreep of operatie om een trombosebeen te voorkomen of ter ‘overbrugging’ bij de start of bij het tijdelijk stoppen van acenocoumarol of fenprocoumon.
Bijwerkingen
Op de prikplek kan pijn, een rode kleur, zwelling of een blauwe plek ontstaan. Deze klachten verdwijnen
meestal vanzelf weer. Neem contact op met uw behandeld arts of met uw huisarts als u last krijgt van onverklaarbare blauwe plekken of ongewone bloedingen.Stofnaam In de handel als Dalteparine Fragmin
Behandeling Toedienen antistollingsinjecties
Voor een ingreep of onderzoek moet u soms tijdelijk stoppen met de bloedverdunners die u normaal gesproken gebruikt, acenocoumarol of fenprocoumon. Om het risico op bloedstolsels te verminderen krijgen sommige mensen tijdelijk medicatie in de vorm van injecties. lees meerVoorbereiding op uw afspraak
Binnen enkele weken na de verwijzing voor een operatie of ingreep krijgt u een telefonische afspraak met een verpleegkundig specialist of verpleegkundig specialist in opleiding van het S-team. lees meerVoorbereiding op uw afspraak
Binnen enkele weken na de verwijzing voor een operatie of ingreep krijgt u een telefonische afspraak met een verpleegkundig specialist of verpleegkundig specialist in opleiding van het S-team. Wij vragen u om een actueel medicatie overzicht bij de hand te hebben. De verpleegkundig specialist (in opleiding) geeft op basis van al uw gegevens een advies over het gebruik van uw bloedverdunners. U krijgt via mijnRadboud of met de post deze adviezen toegestuurd zodat u deze kunt nalezen. We maken hierbij gebruik van een medicatieschema zodat duidelijk is wanneer u moet stoppen en herstarten met uw bloedverdunners.
Hoe dit medicatieschema werkt wordt toegelicht in onderstaand filmpje.