Over het Kleefstra-syndroom
Het Kleefstra-syndroom (KS) is een aangeboren zeldzame ontwikkelingsstoornis. Mensen met het KS hebben een combinatie van verschillende kenmerken waaronder een ontwikkelingsachterstand/verstandelijke beperking, autismespectrumstoornis en een herkenbaar uiterlijk. lees meerOver het Kleefstra-syndroom
Op de kinderleeftijd is er sprake van een lage spierspanning die maakt dat een kind slap aanvoelt en er vaak problemen zijn met de voeding. Ook op latere (kinder)leeftijd komt verlaagde spierspanning voor. Andere kenmerken die bij 10 – 50 procent van de kinderen worden gevonden zijn: aangeboren hartafwijkingen, epilepsie, genitaal afwijkingen (niet ingedaalde balletjes), overgewicht, gehoorproblemen, aangeboren nierafwijkingen.
Daarnaast kan er sprake zijn oogproblemen, tandproblemen, herhaalde infecties, hypermobiliteit van de gewrichten, reflux en darmproblemen (ernstige obstipatie) en slaapproblemen. Enkele oudere kinderen/volwassenen hebben hartritmestoornissen.
Uiterlijke kenmerken die regelmatig beschreven zijn bij kinderen met KS zijn kleine hoofdomtrek, een vlak gezicht met wijd uiteen staande ogen, hoog gebogen of juist vrij rechte, doorlopende wenkbrauwen (=synophrys), een opgewipte neuspunt, een mooi gebogen bovenlip (Cupid’s bow) en een vooruitstekende onderlip en onderkaak.
De meeste kinderen hebben een matige tot ernstige verstandelijke beperking en volgen het speciaal onderwijs, maar er zijn ook kinderen met een milde beperking bekend. Opvallend is de vaak sterk achterlopende spraakontwikkeling terwijl het taalbegrip in de regel beter ontwikkeld is.
Contact Expertisecentrum zeldzame aangeboren ontwikkelingsstoornissen
+31 (0)24 3613946
contactformulier
Het gedrag bij Kleefstra-syndroom
Hoewel stoornissen in het autisme spectrum vaak op de voorgrond staan, zijn kinderen met KS meestal sociaal en naar buiten gericht. lees meerHet gedrag bij Kleefstra-syndroom
Problemen zoals onvoorspelbare stemmingswisselingen kunnen ook voorkomen. Er wordt een hoge pijndrempel gezien, maar dit komt vaker voor bij kinderen met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau. Moeilijk gedrag zoals zelfverwondend gedrag (bijten of kauwen op de hand en arm), obsessief gedrag, stereotype bewegingen, woedebuien en agressie komen soms voor. De (jong) volwassen personen met Kleefstra syndroom lijken gevoelig te zijn voor psychiatrische problemen zoals ernstige passiviteit, depressie of psychose. Deze problemen treden soms vrij plotseling op en kunnen dan voorafgegaan worden door ernstige slaapproblemen.
Oorzaken van Kleefstra-syndroom
Het Kleefstra-syndroom is een aangeboren aandoening. lees meerOorzaken van Kleefstra-syndroom
Het Kleefstra syndroom kan op twee manieren worden veroorzaakt. Het kan ontstaan door een DNA verandering (=mutatie) in het EHMT1 gen of doordat het EHMT1 gen deels of geheel ontbreekt (=deletie). Wanneer het gen volledig ontbreekt, ontbreken er vaak ook andere aan weerszijden gelegen genen, variërend van een enkele tot soms wel meer dan 50 verschillende genen. Kleinere en grotere deleties worden 9q34.3 deleties genoemd, naar de positie op chromosoom nummer 9. Over het algemeen geldt hoe groter de deletie hoe meer/ernstigere symptomen er zijn.
Overerving
KS ontstaat meestal nieuw in de persoon zelf. Dit geldt voor zowel EHMT1 mutaties als 9q34.3 deleties. Dit worden 'de novo' afwijkingen genoemd. Als de aanleg bij het kind nieuw is ontstaan, dan wordt de aanleg bij de ouders niet terug gevonden in het bloed. Er is dan in principe geen kans op herhaling voor de ouders. Toch is er een uitzondering mogelijk, als één van beide ouders een zogenaamde kiembaanmozaiek heeft. Hieronder wordt dit wat uitgebreider toegelicht.
Meestal ontstaat een nieuwe mutatie in één van de geslachtscellen (eicel of zaadcel) waaruit het kind is gegroeid, of de nieuw gevormde cel (samensmelting eicel en zaadcel). Er is dan geen kans op herhaling bij een volgende zwangerschap. De mutatie kan echter ook ontstaan zijn in een voorlopercel van de ei- of zaadcellen (kiembaancellen) van één van de ouders. Dan kunnen meerdere eicellen of zaadcellen de mutatie bevatten; dit wordt ook wel een kiembaanmozaïek genoemd. De term mozaïek geeft aan dat in een (klein) deel van de cellen de mutatie zit en in het andere (grootste) deel van de cellen geen mutatie aanwezig is. Hierdoor kunnen we een kiembaanmozaïek met DNA onderzoek in bloed van de ouders nooit helemaal uitsluiten. De kans op een kiembaanmozaiek is echter klein (meestal <1%). De ouder zelf heeft hierdoor vaak geen verschijnselen, maar kan wel opnieuw een kind krijgen die dezelfde aandoening heeft.
In enkele gevallen is bekend dat één van de ouders zelf drager is van een 9q34 deletie of een EHMT1 mutatie in een deel van zijn/haar lichaamscellen (somatisch mozaicisme genoemd). In deze gevallen bestaat er een hoge (tot wel 50%) kans op herhaling.
Soms is één van de ouders drager van een translocatie (=chromosoom verwisseling) met betrokkenheid van chromosoom 9. Voor henzelf heeft dit geen (klinische) gevolgen, maar ze hebben wel een verhoogd risico op miskramen of een kind met aangeboren afwijkingen, waaronder een kind met Kleefstra syndroom.
Wat betekent dit voor familieleden?
Voor andere familie leden is er geen verhoogde kans op herhaling tenzij bij een van de ouders sprake is van een translocatie zoals hierboven genoemd. In het geval er sprake is van een translocatie, dan zal familieleden geadviseerd worden zich te laten testen indien er sprake is van een kinderwens.
Zorg voor personen met Kleefstra-syndroom
Het Kleefstra-syndroom kan (nog) niet worden genezen. De behandeling is gericht op het verminderen van klachten en het voorkómen van problemen. Kinderen met KS worden geregeld ter controle gezien door een kinderarts of op latere leeftijd door een arts voor verstandelijk gehandicapten. lees meerZorg voor personen met Kleefstra-syndroom
Bij het vaststellen van een spraak/taalachterstand of voedingsproblemen zal een logopedist ingeschakeld worden. Daarnaast zijn een revalidatiearts, een fysiotherapeut en/of ergotherapeut vaak betrokken. In geval van epilepsie zal de kinderarts naar de (kinder)neuroloog verwijzen. Na de diagnose zal het hart door de cardioloog worden gecontroleerd en de oogarts zal de ogen periodiek nakijken. In geval van gedragsproblemen, met name de ontregeling in/na puberteit moet een (kinder)psychiater met expertise bij de behandeling worden betrokken om zo nodig snelle medicamenteuze behandeling toe te kunnen passen.
Radboudumc Expertisecentrum voor Aangeboren Ontwikkelingsstoornissen
Binnen dit expertisecentrum vindt diagnostiek, specialistische zorg en wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot aangeboren ontwikkelingsstoornissen plaats.
lees meer