Loopbaan
Sipke Geerts
1948
Nijmegen
Geerts studeerde Biologie (plantkunde, dierkunde en genetica) in Leiden. Na deze studie werd hij assistent bij de afdeling genetica aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1946 trad hij in dienst bij de farmaceutische multinational Organon in Oss. In 1948 volgde zijn aanstelling tot docent bij de Radboud Universiteit aan de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte. Hier onderwees hij elementaire biologie aan studenten in de psychologie. Ondertussen promoveerde hij in 1949 te Groningen. In 1951 volgde zijn benoeming tot directeur van het preklinisch laboratorium van de medische faculteit in Nijmegen. In datzelfde jaar werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar en in 1953 tot gewoon hoogleraar aan de medische faculteit in de erfelijkheidsleer. In 1958 werd Geerts hoogleraar genetica aan de faculteit der wiskunde en natuurwetenschappen.
1958
Nijmegen
Geerts verrichtte onderzoek naar erfelijke aandoeningen in samenwerking met clinici met naar de huidige maatstaven gebrekkige methodieken (gekweekte fibroblasten en haarwortelcellen).Om het werk van Geerts goed te beoordelen is het belangrijk om te bedenken dat de genetica in zijn jaren een vrij abstract vak was. Tot in de jaren ’50 was het aantal menselijke chromosomen immers nog onzeker. Tot in de jaren ’70 was nog niet bekend dat het ooit mogelijk zou zijn om een menselijk gen te isoleren. Er was toen pas van slechts enkele menselijke genen bekend op welk chromosoom zij lagen. Experimenteel werk gebeurde met gekweekte menselijke cellen, een techniek die toen nog in de kinderschoenen stond. De grote wetenschappelijke doorbraken in de genetica kwamen pas na de tijd van Geerts.
Vanuit de afdeling van Geerts ontstond een goed functionerende afdeling Genetic Counseling onder leiding van dr. B. ter Haar. Het gaat hierbij om voorlichting aan patiënten en familieleden). Ook ontstond een laboratorium voor Cytogenetica onder leiding van dr. T. Hustinx (diagnostiek van chromosoomafwijkingen).