Loopbaan
Leo Monnens
1975
Nijmegen
Het laatste jaar van de opleiding Geneeskunde bracht Monnens door in Kinshasa. Daarna begon hij in Nijmegen aan de opleiding Kindergeneeskunde. Door de noodzaak tot behandeling van patiënten met bijzondere electrolytstoornissen, koos Monnens zijn richting van patiëntenzorg en onderzoek: de kindernefrologie. In 1975 werd hij benoemd tot lector Kindergeneeskunde. Zijn taak was onderwijs en onderzoek doen op het gebied van de kindernefrologie en aan de kindernefrologie gerelateerde metabole stoornissen. In 1980 werd zijn lectoraat omgezet in een hoogleraarschap.
Monnens ontwikkelde (met hulp van apotheker dhr. Otten) de acute peritoneaal dialyse bij kinderen, vanwege de epidemie van het hemolytisch-uremisch syndroom. Dankzij dhr. J.J.M. de Leeuw(beheerder) kon Monnens starten met chronische peritoneaal / hemodialyse en niertransplantatie bij kinderen. Hierbij werkte hij samen met zijn collega’s Ria de Jong en prof. Cock Schröder.
1980
Nijmegen
Met zijn onderzoek binnen de nefrologie richtte Monnens zich vooral op de nierfysiologie. Na een periode bij prof. Truniger (Luzern, Zwitserland), voerde hij verder onderzoek uit onder leiding van prof. De Rouffignac (Saclay, Parijs). Monnens liet zich in Parijs inspireren door de creativiteit van de groep wat betreft ideeën en techniek. Hij wijzigde zijn onderzoeksterrein. Dit nieuwe onderzoek werd uitgevoerd met een kleine groep medewerkers aan de laboratoriumtafel en in samenwerking met verschillende partijen. Zo werkte hij in het begin samen met prof. J. Veerkamp en prof. F. Trijbels bij de opheldering van een onbegrepen metabole acidose (mitochondriële afwijkingen / peroxisomale stoornissen) en de biochemie van de basaalmembraan (later met prof. B. van den Heuvel).
Voor het beter begrijpen en behandelen van tubulusstoornissen werkte hij samen met prof. K. van Os en prof. H. Ropers (nefrogene diabetes insipidus). Dit is voortgezet in het cystinose-onderzoek (prof. E. Levtchenko). De verbetering van de perioneaal dialysetechniek was het aandachtsgebied van prof. C. Schröder en prof. J. Willems.
Een van Monnens’ opdrachten was het ophelderen van de pathogenese van het hemolytisch-uremisch syndroom. Informatie hierover verkreeg hij met name via klinisch onderzoek. In samenwerking met prof. V. van Hinsbergh kon hij het effect bestuderen van het toxine als oorzaak van de nierbeschadiging op gekweekt navelendotheel. Later kon dit ook op humaan glomerulair endotheel (dr. Petra van Setten). Een nieuw concept kon worden geformuleerd. Hij startte met het vaststellen van genetische defecten. Zowel hier als in Indonesië was hij betrokken bij de opleiding van kinderartsen uit Indonesie.
Monnens begeleidde 31 promovendi, van wie er 7 hoogleraar werden. Er staan 416 publicaties op zijn naam.