Loopbaan
Hans van der Veen
1948
Leiden
Hans van der Veen vestigde zich na zijn afstuderen als huisarts in Harlingen. Daar kreeg hij toenemend belangstelling voor infecties en hun verwekkers en besloot hij de opleiding tot microbioloog te gaan volgen. Het eerste jaar besteedde hij aan virologisch onderzoek in het viruslaboratorium van prof. J. Mulder in Leiden, bij wie hij in 1950 promoveerde. De belangstelling voor de virologie zou hij zijn verdere leven houden. In de resterende twee jaar maakte hij zijn specialisatie af in het laboratorium voor de Gezondheidsleer in Amsterdam onder leiding van prof. A. Charlotte Ruys
1951
Tilburg
Van 1948 tot 1950 was van Veen docent aan de Militaire school voor Hygiëne te Neerrijnen. Gedurende deze tijd was hij ook bacterioloog in gedeeltelijke dienst bij N.V. Philips-Roxane in Weesp. Van 1951 tot 1954 was hij werkzaam als bacterioloog aan het St. Elisabeth ziekenhuis te Tilburg. Daar was hij hoofd van het Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid. In die periode is hij ook nog een jaar instructor in microbiology and immunology geweest aan de State University New York (prof. dr. Th. Magill).
1954
Nijmegen
Na de Amsterdamse periode bouwde hij de medische microbiologie voor de ziekenhuizen in Tilburg op. Van daaruit werkte hij aan het tot stand komen van de afdeling Gezondheidsleer, later Medische Microbiologie, te Nijmegen. In 1954 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de Gezondheidsleer, omvattende Bacteriologie, Virologie en Hygiëne. In 1957 werd hij benoemd tot lid van de commissie voor de opleiding van medisch analisten.
Van der Veen was een gedegen docent. Colleges en practica voor de medisch studenten werden in compacte blokken gegeven en minutieus door hem voorbereid. Hij was zich zeer bewust van zijn verantwoordelijkheid als leeropdrachthouder. Een groot aantal artsen-microbioloog werd door hem opgeleid, velen van hen verrichtten ook een promotieonderzoek: onder zijn leiding kwamen 25 proefschriften tot stand.
Na de Amsterdamse periode bouwde hij de medische microbiologie voor de ziekenhuizen in Tilburg op. Van daaruit werkte hij aan het tot stand komen van de afdeling Gezondheidsleer, later Medische Microbiologie, te Nijmegen. In 1954 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de Gezondheidsleer, omvattende Bacteriologie, Virologie en Hygiëne. In 1957 werd hij benoemd tot lid van de commissie voor de opleiding van medisch analisten.
Van der Veen was een gedegen docent. Colleges en practica voor de medisch studenten werden in compacte blokken gegeven en minutieus door hem voorbereid. Hij was zich zeer bewust van zijn verantwoordelijkheid als leeropdrachthouder. Een groot aantal artsen-microbioloog werd door hem opgeleid, velen van hen verrichtten ook een promotieonderzoek: onder zijn leiding kwamen 25 proefschriften tot stand.
Zijn bijzondere aandachtsgebied was de klinische virologie; in Nederland was hij daarin een pionier. Hij was degene die de respiratoire virusinfecties onder de aandacht van de medisch specialisten heeft gebracht. Grootschalig virologisch onderzoek bij rekruten vormde hiervoor de basis. Buiten het vakgebied raakte hij vooral bekend door een televisie uitzending over toxoplasmose, waarin hij zwangere vrouwen op het besmettingsgevaar bij het schoonmaken van de kattenbak wees. De soms zeer emotionele brieven van kattenvrienden, die zijn waarschuwing als een bedreiging voor hun dieren interpreteerden, bewaarde hij zorgvuldig.