Loopbaan
Henk van der Velden
1959
Doesburg
Na zijn afstuderen ging Henk van der Velden in militaire dienst. Daarna vestigde hij zich als huisarts in Doesburg (1959). Met zijn Doesburgse praktijk behoorde Van der Velden tot één van de grondleggers van de Huisartsgeneeskunde als academische discipline aan de Radboud Universiteit.
1970
Nijmegen
In 1970 werd Van der Velden aangesteld als wetenschappelijk medewerker bij het Nijmeegs Universitair Huisartsen Instituut (NUHI). In die periode rondde hij ook met succes zijn opleiding af tot sociaal geneeskundige. Zijn proefschrift uit 1971 markeert het ontstaan van de Nijmeegse Gezinsgeneeskunde, als een van de eerste grote wetenschappelijke producten uit de ‘School Frans Huygen’. Het doet verslag van een onderzoek dat van grote betekenis was voor de paradigmawisseling die zich voltrok: van ziekte naar de persoon met de ziekte. Daarmee zette Van der Velden de lijn uit naar de ‘person centered medicine’, met aandacht voor belangrijke sociaal-culturele determinanten van ziekte en gezondheid als gender.
1977
Nijmegen
Van der Velden droeg er ook zorg voor dat de Doesburgse praktijk een leidende rol speelde in het academisch huisartsennetwerk. Met zijn praktijk stond hij in 1971 aan de basis van de Continue Morbiditeits Registratie (CMR). Dit was de eerste database over ziektes en aandoeningen uit de huisartspraktijk. Naast deze bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek vormde de praktijk ook de leeromgeving voor coassistenten en assistenten in de opleiding tot huisarts.
Zijn grote passie lag bij het onderwijs, waarin hij aandacht besteedde aan de samenwerking met de ziekenhuisdisciplines. De basis van de positie van de eerste lijn in het Nijmeegse curriculum is door hem in die tijd gelegd. In 1977 werd hij benoemd tot lector, in 1980 tot hoogleraar en in 1988 tot buitengewoon hoogleraar.
Als (co)promotor was hij begeleider bij 12 proefschriften. Van zijn hand verschenen ongeveer 100 wetenschappelijke publicaties in nationale en internationale wetenschappelijke tijdschriften.
Ook na zijn emeritaat bleef hij betrokken bij de patiëntenzorg voor dak- en thuislozen.