Onderzoek MRI-scan

De MRI-scan met een pacemaker of ICD

Met een MRI-scan kunnen we eventuele afwijkingen in uw lichaam zichtbaar maken. MRI (Magnetic Resonance Imaging) maakt gebruik van een zeer sterke magneet en radiogolven. Als u een pacemaker of ICD (Implanteerbare Cardioverter Defibrillator, ofwel inwendige defibrillator) heeft, kunt u niet zomaar in de MRI.

Neem contact met ons op of vul de MR-controlelijst in

Het is belangrijk dat u ons vooraf laat weten dat u een pacemaker of ICD heeft. U kunt dit aan ons laten weten door 3 weken vóór uw MRI (liefst nog eerder) de MR-controlelijst in te vullen (zie blokje MR-controlelijst). Of u belt minstens 3 weken vóór uw MRI met onze Helpdesk om dit door te geven. Bel ons ook als u al eerder in de MRI geweest bent met uw pacemaker. Het telefoonnummer van de helpdesk is 024- 361 45 29. Wij hebben dan ruim de tijd om uit te zoeken of uw pacemaker echt in de MRI kan en of er speciale voorzorgsmaatregelen nodig zijn die door ons geregeld moeten worden.

Extra voorzorgsmaatregelen

Als extra voorzorgsmaatregel is een hartstimulatiespecialist (pacemakertechnicus) aanwezig. De hartstimulatiespecialist zet uw pacemaker/ICD vlak voor het onderzoek in een veilige stand. Daarna maken we de opnamen. Als u tijdens de MRI-scan voelt dat uw pacemaker/ICD iets opwarmt of dat de magneet er licht aan trekt, kunt u dit altijd aangeven. De hartstimulatiespecialist controleert uw pacemaker/ICD direct na het onderzoek en zet daarna de oorspronkelijke instellingen terug.

MR controlelijst

Ook als u telefonisch overleg met ons heeft gehad, willen we graag dat u de MR controlelijst (via internet) invult in verband met de overige vragen. Wilt u dan tevens vermelden of u al contact met ons heeft gehad? 

Voor het onderzoek

Het MRI-apparaat maakt geluid. Om dit te dempen, krijgt u oordopjes of een hoofdtelefoon.

Geen metaal

We maken bij MRI-onderzoek gebruik van een zeer krachtige magneet; het apparaat trekt metalen voorwerpen in of buiten uw lichaam sterk aan. U mag de onderzoekskamer daarom niet betreden met:

• een pacemaker / defibrillator (of draden hiervan)
• geïmplanteerde kaakmagneetjes
• een neurostimulator in uw wervelkanaal
• een blaasstimulator of niet-afkoppelbare insulinepomp
• metaalsplinters in uw oog
• een bepaalde oudere vaatclip in uw hoofd of hartklep
• een bepaald type gehoorbeenprothese
• een rolstoel
• sleutels
• gehoorapparaten
• pasjes met een chip of magneetstrip
• mobiele telefoons
• horloges

Heeft u een MRI onderzoek van de ogen of oogkassen dan vragen wij u om geen mascara of andere oogmake-up te dragen. Hierin kunnen namelijk metaaldeeltjes zitten die de opnamens verstoren.

Pleister met medicijn

Gebruikt u een pleister met een medicijn genaamd rotigotine/neupro? Deze pleister bevat aluminium en mag dus ook niet in de MRI. U moet de pleister voor het onderzoek verwijderen. Na het onderzoek mag u een nieuwe pleister opplakken.

Kleding en sieraden

We raden u aan sieraden en kostbaarheden thuis te laten. Een piercing van zilver, goud of andere edelmetalen kan wel blijven zitten. Het is makkelijk om aparte kleding voor boven- en onderlichaam te dragen. Kies voor kleding en schoenen zonder metaal. Als er toch iets van metaal in de kleding zit, krijgt u van ons een soort pyjama. Vaak zit er metaal in schoenen, neemt u daarom alstublieft slippers of sneakers mee zodat u van het kleedhokje naar de onderzoekskamer kunt lopen op uw eigen slippers of sneakers. 

Medicijngebruik

Als u medicijnen gebruikt, kunt u deze innemen op de gebruikelijke manier.

Zwangerschap en borstvoeding

Als u zwanger bent, vragen we u contact op te nemen met de afdeling Radiologie. Hoewel er geen bewijs is dat een MRI-scan schadelijk is voor uw ongeboren kind, doen we in de eerste 12 weken van uw zwangerschap liever geen MRI-onderzoek. Contrastvloeistof gebruiken we helemaal niet als u zwanger bent. 

Er komt maar een beperkte hoeveelheid contrastmiddel in de moedermelk terecht. Het is daarom veilig om borstvoeding te geven. Voelt u zich daar toch niet prettig bij? Dan kunt u de borstvoeding 24 uur afkolven en weggooien.

Claustrofobie

Als u niet in kleine ruimtes durft, bijvoorbeeld in een lift, kan de MRI moeilijk zijn. Als u denkt last te hebben van claustrofobie, meldt dit dan aan uw behandeld arts. De behandeld arts kan dan eventueel een medicijn (oxazepam) voorschrijven. Oxazepam vermindert angstgevoelens en verschijnselen die daarmee gepaard kunnen gaan zoals hartkloppingen, buikpijn, trillen en transpireren. U krijgt dit middel om angstgevoelens en paniek (claustrofobie) te dempen die op kunnen treden tijdens het MRI onderzoek. Het effect begint binnen 1 tot 2 uur na inname en houdt 6 tot 10 uur aan. U dient de voorgeschreven dosering daarom 2 uur vóór het MRI onderzoek in te nemen. De belangrijkste bijwerking van oxazepam is sufheid. U mag daarom tot 16 uur na de inname van oxazepam niet actief deelnemen aan het verkeer. Hierdoor is het belangrijk om niet alleen naar het MRI onderzoek te komen.

Tijdens het onderzoek

Op de afdeling Radiologie laat u in de kleedkamer alle mogelijke metalen voorwerpen achter. Ook uw begeleider moet dit doen. In de MRI-onderzoekskamer gaat u op de onderzoekstafel liggen. U krijgt een extra steun met ingebouwde antennes om het lichaamsdeel dat we onderzoeken, zodat we de signalen uit uw lichaam goed kunnen meten. We schuiven u daarna op de onderzoekstafel in het MRI-apparaat: een buis van 1,5 meter lang met een doorsnede van 70 cm.

Bij een MRI scan zonder ademinstructies kunt u ter afleiding via de hoofdtelefoon naar de radio luisteren. Door het magnetisch veld is de kwaliteit van de muziek niet heel erg goed. Het geluid van de MRI komt meestal boven de muziek uit. Tijdens het onderzoek communiceert de laborant af en toe met u via de intercom. U krijgt een alarmbel in de MRI waarmee u de laborant kunt waarschuwen als u deze wilt spreken.

Tijdens het onderzoek maken we meerdere opnamen. Per opname kan dit twee seconden, maar ook vijf minuten duren. Een gemiddeld MRI-onderzoek duurt 30 minuten, maar het kan ook meer dan een uur zijn.

Contrastvloeistof

Het is mogelijk dat we u tijdens het MRI-onderzoek contrastvloeistof toedienen. De contrastvloeistof zorgt ervoor dat verschillen tussen weefsels zoals bijvoorbeeld afwijkingen en normaal klierweefsel op een MRI onderzoek beter te zien zijn. Om contrastvloeistof toe te dienen krijgt u een infuus in uw arm. Na het onderzoek wordt het infuus weer verwijderd. Heeft u ooit eerder een allergische reactie gehad tijdens of na een MRI onderzoek, neem dan contact op met de afdeling Radiologie. Ook als u een slechte nierfunctie heeft vragen we u contact op te nemen met de afdeling Radiologie.

Kijk hier voor meer informatie over een allergie voor contrastvloeistof.