Plassen na een niertransplantatie bij kinderen
Na een niertransplantatie is het extra belangrijk dat de blaas goed werkt. Als uw kind zijn of haar blaas niet goed leeg plast, vergroot dit de kans op een blaasontsteking. lees meerPlassen na een niertransplantatie bij kinderen
Na een niertransplantatie is het extra belangrijk dat de blaas goed werkt. Uit recent onderzoek blijkt dat veel kinderen hun blaas niet helemaal goed leeg plassen. Ook hebben bijna alle kinderen een grote blaas. De getransplanteerde nier en de blaas staan met elkaar in verbinding. Wanneer de blaas vol is ontstaat er zo’n hoge druk dat urine vanuit de blaas naar de getransplanteerde nier stroomt. Hierdoor kan de nier de urineproductie niet meer kwijt. Dit is niet goed voor de nier. Zorg daarom dat uw kind op tijd plast.Kinderen met een grote blaas voelen vaak niet goed wanneer hun blaas vol is en wanneer ze moeten plassen. Het kan zijn dat ze steeds te laat gaan plassen. Het kan ook zijn dat kinderen wel goed voelen wanneer ze moeten plassen, maar zichzelf geen tijd gunnen om te plassen omdat ze bijvoorbeeld te druk zijn met spelen. Als er na het plassen steeds urine in de blaas achterblijft is de kans op een blaasontsteking groter. Veel blaasontstekingen zijn niet goed voor de nier.
Er zijn diverse redenen waarom kinderen de blaas niet goed leeg plassen. Kinderen die op zeer jonge leeftijd een pijnlijke blaasontsteking hebben gehad, leren zichzelf soms een verkeerde plastechniek aan. Ook kunnen kinderen die lange tijd een kunstmatige uitgang voor urine hebben gehad, vergeten hoe het is om ‘gewoon’ te plassen. Ook hebben sommige kinderen een grotere blaas. Zij kunnen hun blaas niet goed leeg plassen, omdat de blaasspier te weinig kracht heeft om de plas er in één keer uit te persen. Verder zijn er ook kinderen die ‘slordig’ plassen. Zodra de plasdrang weg is stoppen ze met plassen ook al is de blaas nog niet leeg.
Als urine vanuit de blaas terugstroomt naar de nieren, noemen we dit reflux. Tijdens het plassen stroomt dan een deel van de urine naar buiten en een deel terug naar de nier. Ook dan is de blaas na het plassen niet leeg. De combinatie van reflux en blaasontsteking is op de lange termijn ongunstig voor de nier. Zorg daarom dat uw kind voor het slapen 2 keer gaat plassen met een tussenpoos van 10 minuten. Als er tijdens het plassen urine terugstroomt naar de nier van uw kind, plast hij of zij deze urine er bij de tweede keer uit. Komt er de tweede keer nog een flinke plas, dan raden we aan hetzelfde ook na de eerste ochtendplas te doen. Als er na een paar dagen oefenen de tweede keer helemaal geen urine uitkomt, dan is 2 keer plassen niet meer nodig.
De nieren en de blaas
Nieren zijn belangrijke organen. Vanuit de nieren gaat de urine via de urineleiders naar de blaas. lees meerDe nieren en de blaas
Nieren zijn belangrijke organen. Ze meten of het lichaam van uw kind voldoende, te veel, of te weinig vocht heeft. Is er te veel vocht in het lichaam dan maken de nieren veel urine. Als er een tekort is aan vocht, dan maken ze weinig urine aan. Vanuit de nieren gaat de urine via de urineleiders naar de blaas. Als uw kind veel drink moet hij of zij dus ook veel plassen.De blaas is een sterk rekbaar en hol orgaan. De wand van de blaas bestaat uit spierweefsel. De blaas heeft twee taken:urine opsparen en urine naar buiten persen. In de blaas wordt alle urine opgespaard tot een plasje. Als de blaas bijna vol is ontstaat plasdrang bij uw kind en wordt het tijd om te plassen. Bij het plassen duwt de blaas de plas naar buiten.
Onder in blaas begint de plasbuis. De plasbuis wordt door de sluitspier en bekkenbodemspieren afgesloten. Het sluitmechanisme heeft twee taken. Zolang de blaas de urine opspaart moet het afsluitmechanisme er voor zorgen dat de blaasuitgang dicht is. Tijdens het plassen moeten de sluitspier en de bekkenbodemspieren zich ontspannen. De urine kan dan makkelijk naar buiten stromen. Het leeglopen van de blaas kunt u vergelijken met het leeglopen van een ballon.
Goed plassen
Hoe vaak uw kind moet gaan plassen is afhankelijk van de hoeveelheid die hij of zij drinkt en de grootte van de blaas. U kunt zelf berekenen of uw kind vaak genoeg plast. lees meerHet plasdagboek
Uw kind ontvangt een plasdagboek op de polikliniek. Het plasdagboek heeft 3 kolommen: ‘tijd’, ‘hoeveelheid urine’ en ‘waarom gaat uw kind plassen’. lees meerHet plasdagboek
Uw kind ontvangt het plasdagboek op de polikliniek. Het dagboek kunnen ouders of oudere kinderen zelf invullen. Als u een hele dag heeft gemeten hoe groot de plassen van uw kind zijn dan weet u of uw kind genoeg heeft geplast. Veel te grote of veel te kleine plassen zijn niet goed. De blaas kan het makkelijkst geleegd worden als deze normaal gevuld is. Gebruik hiervoor de berekening ‘Goed plassen’.Het plasdagboek heeft 3 kolommen: ‘tijd’, ‘hoeveelheid urine’ en ‘waarom gaat uw kind plassen’.
- Tijd
In deze kolom vult u in hoe laat uw kind ging plassen. Uit deze gegevens kunt u afleiden of uw kind met regelmatige tussenpozen gaat plassen. Natuurlijk is dit afhankelijk van de vochtinname. Probeer het drinken daarom goed over de dag te verdelen. Bij extra inspanning, zoals sporten en warm weer, verliest uw kind meer vocht. We raden aan uw kind extra te laten drinken. Sommige transplantaatnieren produceren vooral ‘s nachts urine. Hierdoor kan het ritme anders kan zijn.
- Hoeveelheid urine
- Waarom gaat uw kind plassen?
Stel uw kind plast 2400 ml per dag en heeft een berekende blaascapaciteit van 300 ml, dan raden we aan (2400 : 300 =) 8 keer per dag te plassen. Let goed op hoe groot de ochtendplas is. Deze mag iets groter zijn dan de berekende blaascapaciteit, maar niet veel groter. Veel kleine plasjes waarbij het kind sterke plasdrang aangeeft zijn niet goed. Dit kan wijzen op een blaasontsteking.
Als u twijfelt of het plassen bij uw kind wel goed gaat, neem dan het plasdagboek mee bij uw volgende afspraak en overleg met de behandelend nefroloog.