Over de arthroscopie
Bij een arthroscopie bekijken we uw knie om een diagnose te stellen en eventueel direct te behandelen. lees meerOver de arthroscopie
Het kniegewricht bestaat uit twee botdelen, het scheenbeen en het dijbeen. De beide uiteinden van deze botdelen zijn bedekt met een laagje kraakbeen, zodat de knie soepel beweegt. Tussen het dijbeen en scheenbeen liggen twee half cirkelvormige kraakbeenringen naast elkaar: de binnen- en de buitenmeniscus. Deze zorgen voor de opvang van schokken en stoten en de stabiliteit van de knie. Verder zitten er kruisbanden in de knie die de twee botten stabiel ten opzichte van elkaar laat bewegen. Bij een arthroscopie bekijken we uw knie om een diagnose te stellen en eventueel direct te behandelen.Contact Verpleegafdeling C2
Luister het volledige keuzemenu af om doorverbonden te worden met de juiste afdeling.
(024) 361 40 14
Diagnose met behulp van arthroscopie
De bedoeling van de arthroscopie is het stellen van een diagnose en eventueel letsel zo mogelijk direct behandelen. Tijdens de scopie kan de arts zo nodig direct behandelen of besluiten tot een (grotere) ingreep op een later tijdstip.-
Als blijkt dat u een gescheurde kruisband heeft, zal meestal besloten worden tot een ander soort behandeling.
lees meer
Gescheurde kruisband
Bij een gescheurde kruisband zal afhankelijk van de ernst van de scheur besloten worden tot intensieve fysiotherapiebehandeling of een vervolgoperatie om de kruisband te vervangen. De ernst van kraakbeenslijtage kan met een kijkoperatie goed beoordeeld worden. -
Bij zeer locale kraakbeenschade kan door het opboren van het bot geprobeerd worden om littekenweefsel aan te maken.
lees meer
Kraakbeenschade
Bij zeer locale kraakbeenschade kan door het opboren van het bot geprobeerd worden om littekenweefsel aan te maken dat lijkt op kraakbeenweefsel. Bij uitgebreidere kraakbeen slijtage zijn soms andere operatieve mogelijkheden nodig. -
Een meniscusscheur kan bij uitstek met de arthroscopie behandeld worden.
lees meer
Meniscusscheur
Een meniscusscheur kan bij uitstek met de arthroscopie behandeld worden. Alleen het gescheurde deel wordt gehecht of eventueel verwijderd en het goede deel blijft op z’n plaats. Dit is beter voor het gewricht, omdat het verwijderen van de gehele meniscus eerder tot slijtage kan leiden. Losse stukjes kraakbeen en bot kunnen ook met de arthroscoop verwijderd worden.
Verloop van de operatie
De operatie duurt ongeveer een half uur. Met een kijker bekijkt de arts door een sneetje uw knie. lees meerVerloop van de operatie
Complicaties
Complicaties zijn zeldzaam bij een kijkoperatie van de knie (kans van <1%). Het is echter belangrijk dat u op de hoogte bent van de mogelijke complicaties:- Nabloeding: dit uit zich in langdurige en forse zwelling.
- Trombose: er bestaat een risico op een afsluiting van een bloedvat met een bloedprop.
- Oppervlakkige wondinfectie of gewrichtsontsteking.
Spinale en epidurale anesthesie Ruggenprik
Bij spinale anesthesie verdoven we uw hele onderlichaam. Bij epidurale anesthesie krijgt u een injectie in uw rug op de hoogte van de plek waar u geopereerd wordt. lees meerSpinale en epidurale anesthesie Ruggenprik
Spinaal
Bij spinale anesthesie verdoven we uw hele onderlichaam. U krijgt een injectie laag onderin uw rug. De verdovingsvloeistof komt dan in de ruggenmergvloeistof terecht. Op deze plaats zitten zenuwen die naar het onderlichaam lopen. De verdoving zorgt ervoor dat het hele onderlichaam eerst warm en daarna gevoelloos wordt. Na een tijdje kunt u uw benen niet meer bewegen. Ook voelt u het niet als uw blaas vol raakt. De anesthesioloog let hier op. Soms is het nodig om na de ingreep de blaas te legen met blaaskatheter. Tijdens spinale anesthesie bent u tijdens de ingreep bij bewustzijn. Soms wordt deze vorm van anesthesie gecombineerd met sedatie.Epiduraal
Bij epidurale anesthesie krijgt u een injectie in uw rug op de hoogte van de plek waar u geopereerd wordt. Op die plek brengen we meestal ook een infuusslangetje in waarmee we tijdens en na de operatie extra verdovingsvloeistof kunnen toedienen. Omdat de verdoving ook de zenuwen naar de blaas kan verdoven, krijgt u een blaaskatheter. Deze ruggenprik wordt meestal gebruikt als aanvullende pijnstilling naast algehele narcose.Bijwerkingen
Onvoldoende pijnstillingHet kan gebeuren dat de verdoving niet voldoende werkt. U krijgt extra verdoving als dat mogelijk is. Helpt dat niet, dat dan kiest de anesthesioloog samen met u een andere vorm van verdoving, bijvoorbeeld algehele anesthesie.
Lage bloeddruk / trage hartslag
Door de ruggenprik daalt uw bloeddruk. Soms wordt ook uw hartslag traag. Dit merkt u door een duizelig of flauw gevoel. Daarom houdt de anesthesioloog uw hartslag en bloeddruk nauwkeurig in de gaten. Geef het zelf ook aan als u zich niet goed voelt. De anesthesioloog kan direct medicijnen toedienen om de bloeddruk te verhogen en de hartslag te versnellen.
Hoofdpijn
Na een ruggenprik krijgt u soms hoofdpijn. Dit heeft te maken met te lage druk in de ruggenmergsvloeistof. Deze hoofdpijn is anders dan een ‘gewone’ hoofdpijn omdat de pijn minder wordt bij plat liggen en verergert bij overeind komen. Meestal verdwijnt ze hoofdpijn binnen een week. Is de hoofdpijn zo hevig dat u in bed moet blijven, neem dan contact op met de afdeling Anesthesiologie.
Na de ruggenprik
Als de verdoving is uitgewerkt krijgt u langzaam weer gevoel en kunt u weer bewegen. Uw wond zal geleidelijk aan pijn gaan doen. Hiervoor krijgt u pijnstillers.Na de operatie
Na de operatie zult u met enkele zaken rekening moeten houden. lees meerNaar uw afspraak op de verpleegafdeling
Ingang: Hoofdingang
Gebouw: C
Verdieping: 2
Route: 737
Naar uw afspraak op de verpleegafdeling
Bezoekadres
Radboudumc hoofdingang
Geert Grooteplein Zuid 10
6525 GA Nijmegen