Chromosomen, DNA en genen
Om meer te begrijpen over erfelijkheid, is het goed om te weten wat chromosomen, DNA en genen zijn.
Chromosomen
Het lichaam is opgebouwd uit zo’n 100.000 miljard lichaamscellen. Een lichaamscel is kleiner dan een zandkorrel. Onder de microscoop is te zien dat in iedere cel een “balletje” zit. Dit is de celkern. Door een vergrootglas op de celkern te leggen, worden een soort wormpjes zichtbaar. Dit zijn chromosomen. Er liggen er 46. Binnen de chromosomen zijn er steeds twee die heel veel op elkaar lijken. Deze vormen een paar. Doordat de chromosomenparen zo verschillend zijn, kunnen onderzoekers ze gemakkelijk uit elkaar houden. In totaal zijn er 23 paar, met elk een nummer.
DNA
Chromosomen zijn zo dun dat er ongeveer vijf miljoen tegelijk door het oog van een naald zouden kunnen. Iedere chromosoom bestaat uit een lang, in elkaar gevlochten draad. Dit is het DNA (Desoxyribo Nucleic Acid). DNA is kortgezegd de stof die in de celkern zit en informatie (genetische code) bevat voor erfelijke eigenschappen, zoals haarkleur, huidskleur en kleur van de ogen. DNA is, zoals een vingerafdruk, bij ieder mens anders.
Genen
De structuur van het DNA ziet eruit als een enorm lange wenteltrap. Op de treden liggen bouwstenen voor de erfelijke eigenschappen. Een aantal treden achter elkaar noemen we genen. Ieder mens heeft meer dan 30.000 genen. Deze genen bevatten een soort bouwtekeningen voor erfelijke eigenschappen, zoals uiterlijk en gedrag, maar ook voor chemische processen in het lichaam.