De geschiedenis van het Radboudumc
Onze geschiedenis gaat terug tot 1905. Dan ontstaat de Radboud Stichting, die zich sterkt maakt voor de oprichting van een Nederlandse katholieke universiteit. In 1923 opent de Katholieke Universiteit Nijmegen, in 1951 start de medische faculteit en 5 jaar later opent het Sint Radboud Ziekenhuis.
lees meerDe geschiedenis van het Radboudumc
1905
De geschiedenis van het Radboudumc gaat terug tot 1905. Dan ontstaat de Radboud Stichting, die zich sterk maakt voor de oprichting van een katholieke universiteit in Nederland.
1923
De eerste katholieke universiteit in Nederland is een feit. De Katholieke Universiteit Nijmegen start met drie faculteiten: godgeleerdheid, letteren en rechten.
1951
Op woensdag 17 oktober 1951 gaat de medische faculteit officieel van start bij de Katholieke Universiteit Nijmegen. Voor het geneeskundige onderwijs zijn dan zeven hoogleraren en lectoren verantwoordelijk:
- prof. dr. Huub Lammers (Anatomie en Embryologie)
- prof. dr. Gerard Horsten (Fysiologie)
- prof. dr. Sipke Geerts (Algemene Biologie en Erfelijkheidsleer)
- prof. dr. Ton Vendrik (Medische Fysica)
- prof. dr. Gerard van Os (Anorganische en Fysische Chemie)
- prof. dr. Rutger Nivard (Organische Chemie)
In het razendsnel gebouwde preklinisch instituut volgen de studenten practica en krijgen ze de eerste preklinische colleges.
1956
De Radboud Stichting opent in 1956 het academisch ziekenhuis in Nijmegen: het Sint Radboud Ziekenhuis. Hier kunnen de studenten van de medische faculteit praktijkonderwijs volgen.
1999
In 1999 verandert het ziekenhuis in een geheel nieuwe organisatie: het Universitair Medisch Centrum St Radboud, kortweg het UMC St Radboud. Ook kiest de universiteit een nieuwe naam: Radboud Universiteit Nijmegen. De banden tussen ziekenhuis en universiteit blijven hecht.
2013
In 2013 verandert het UMC St Radboud de naam in Radboudumc of voluit: Radboud universitair medisch centrum.
2021
De ontvlechting van Radboudumc en Radboud Universiteit werd per 1 januari 2021 een feit. De Radboud Universiteit bleef in de Stichting Katholieke Universiteit, die hernoemd werd tot de Stichting Radboud universiteit. Het college van bestuur van de Radboud Universiteit is het bestuur van deze stichting. Voor het Radboudumc is een nieuwe Stichting Radboud universitair medisch centrum opgericht. De Raad van Bestuur van het Radboudumc is het bestuur van deze stichting. Beide stichtingen hebben een eigen Raad van Toezicht.
Beide organisaties blijven intensief samenwerken in bijvoorbeeld onderzoek, onderwijs en campusbrede thema’s als duurzaamheid en campusontwikkeling.
De campus
De gebouwen van het Radboudumc bevinden zich op het landgoed Heyendael, dat vroeger eigendom was de familie Jurgens. Zij woonden in het ‘kasteeltje’ Huize Heyendael, waar nu onder andere het bestuur van Stichting Katholieke Universiteit is ondergebracht. Sinds de aankoop van het terrein in 1949 is de campus aanzienlijk veranderd.
Op onderstaande luchtfoto’s van door de jaren heen is die verandering goed te zien. Omcirkeld zijn overal het ‘kasteeltje’ en gebouw B (voorheen het 'A-gebouw'), het eerste gebouw van het toenmalige Sint Radboud Ziekenhuis (1956).
1956
1990
2007
2018
2022
Toekomst van de campus
Het Radboudumc wil vooroplopen in de ontwikkeling van duurzame, betaalbare en innovatieve gezondheidszorg. Dit komt ook in onze gebouwen en campus van de toekomst terug. We gaan toe naar een compactere campus, met een compacter en intensiever gebruik van onze huisvesting, gebruik van hedendaagse technologie en andere manieren van (samen)werken.
Bekijk in ons digitale magazine hoe het Radboudumc-terrein van de toekomst eruitziet
Meer lezen over onze geschiedenis?
Lees dan ook eens verder in deze boeken.In de beginjaren
Met stofjas de OK op
"Terwijl de patiënt op tafel lag, verving ik een OK-lamp." lees meerMet stofjas de OK op
Jan Brandt kwam in 1956 als elektromonteur in het fonkelnieuwe ziekenhuis en vertrok als hoofd Technische Dienst."Bij de opening van het A-gebouw in 1956 ging een bisschop met een kwast door het hele gebouw om elke ruimte in te wijden. In die tijd werd er ook nog één keer per jaar een collecte gehouden in alle kerken van Nederland voor de Nijmeegse Katholieke Universiteit."
Hooggeplaatste persoon
"Ik was letterlijk de hooggeplaatste persoon, met mijn werkruimte op de zolder van het A-gebouw. Je werkte in die tijd nog 48 uur, ook op zaterdag, voor een loon van 256 gulden per maand. Als manusje van alles bekommerde ik me die eerste jaren over de noodstroom, het oproepsysteem en onder meer over de liften. Eén lift was groot, zodat er een bed in paste, maar er mochten qua gewicht maar zes personen tegelijk in. Deze liep regelmatig vast. Ik kon boven horen als de lift te zwaar beladen was. Soms zette ik ’m tussen twee verdiepingen expres stil. Dan maakte ik boven het luik open en riep: 'Met hoeveel staan jullie erin?' Dan liet ik ze er via de ladder boven uitklimmen. Dat had een opvoedend effect.""We wisten niet beter"
"Regelmatig ging ik met mijn stofjas en vuile gereedschapskist de OK op. Terwijl de patiënt op tafel lag, verving ik bijvoorbeeld een OK-lamp. Wij wisten niet beter. De lijnen waren kort. Geen bonnentoestand, geen bureaucratie. Had je een schapje nodig, dan kwam er iemand langs en binnen een half uur was het gepiept."Fysica, chemie en anatomie
"De eerste drie jaar zag je geen patiënt." lees meerFysica, chemie en anatomie
Fons Gabreëls kwam in 1955 als student Geneeskunde binnen en werd later hoofd Kinderneurologie. Hij vertelt over zijn studententijd."In september ’55 begon ik aan de studie Geneeskunde, het A-gebouw was in aanbouw. Onder de 110 studenten waren tien meisjes. En die waren toen al veel ijveriger dan de jongens. Hun plek was op de eerste rij in de collegezaal, ze mochten absoluut niet naast jongens zitten.
De eerste drie jaar zag je geen patiënt, je moest blokken op vakken als fysica, chemie, anatomie en fysiologie. Er was geen curriculum, we leerden de stof uit boeken en collegedictaten (vooral van de meisjes!). In het vierde en vijfde jaar zagen we de eerste patiënten bij de klinische colleges. Pas na je doctoraal tijdens de coschappen kwam je met patiënten in contact, maar je leerde niet hoe je hen moest benaderen. Patiënten gedroegen zich veelal onmondig en werden vaak met weinig respect behandeld. Een enkele specialist vormde een positieve uitzondering zoals de internist Van Tongeren.