Terugkerende luchtweginfec­ties bij QVS

Veel QVS-patiënten die de polikliniek van het Radboudumc Q-koorts Expertisecentrum bezoeken, vertellen dat zij vaker en heviger verkouden zijn dan voorheen. Het zou kunnen dat de Q-koorts bacterie de afweercellen dusdanig heeft veranderd dat deze anders op prikkels zoals het verkoudheidsvirus reageren.

Om hier achter te komen zijn in dit onderzoek afweercellen van QVS-patiënten geïsoleerd en geprikkeld met virusdeeltjes. De afweercellen van QVS-patiënten maken na prikkeling met virusdeeltjes minder ontstekingsstoffen ten opzichte van gezonde mensen. Deze ontstekingsstoffen zijn cruciaal voor het adequaat verwijderen van virussen uit het lichaam. Deze verandering wordt waarschijnlijk epigenetisch bepaald. Dit wil zeggen dat de acute Q-koorts infectie er mogelijk voor heeft gezorgd dat het DNA van waaruit de afweerstoffen worden gemaakt minder toegankelijk is voor vertaling. Dit resulteert vervolgens in een verminderde aanmaak van deze ontstekingsstoffen wanneer deze nodig zijn.

Qure-studie

De sectie Infectieziekten van de afdeling Interne Geneeskunde startte in 2011 met de Qure-studie, een onderzoek naar de beste behandeling van het Q-koortsvermoeidheidssyndroom (QVS). lees meer

Meta-Q

In deze studie is de impact van Q-koorts, Q-koortsvermoeidheidssyndroom (QVS) en chronische Q-koorts op psychosociaal welbevinden en fysiek functioneren op de korte en lange termijn onderzocht. Hiervoor zijn gegevens uit acht eerdere Q-koortsstudies verzameld.. lees meer

Meta-Q

In deze studie is de impact van Q-koorts, Q-koortsvermoeidheidssyndroom (QVS) en chronische Q-koorts op psychosociaal welbevinden en fysiek functioneren op de korte en lange termijn onderzocht. Hiervoor zijn gegevens uit acht eerdere Q-koortsstudies verzameld, waar op verschillende momenten is gekeken naar vermoeidheid, kwaliteit van leven, fysiek functioneren en sociale participatie.

In totaal bevat dit bestand gegevens van ruim 2.600 Q-koortspatiënten. Hiervan hebben 228 patiënten een diagnose QVS en 135 een diagnose chronische Q-koorts. De overgebleven 2.300 patiënten hebben ooit een Q-koortsinfectie gehad, maar zij hebben (voor zo ver bekend) nooit de diagnose QVS of chronische Q-koorts ontvangen.
 
De Meta-Q  studie is nog niet afgerond. De voorlopige resultaten laten zien dat de groep QVS-patiënten de eerste jaren na infectie een lager psychosociaal en fysiek functioneren ervaart dan chronische of overige Q-koortspatiënten. QVS-patiënten rapporteren geen verandering in  hun functioneren over de acht jaar na infectie. Gedurende deze gehele periode blijven de QVS-patiënten als groep veel beperkingen ervaren. Zij rapporteren op alle momenten een hoge mate van vermoeidheid en lage mate van kwaliteit van leven, fysiek functioneren en sociale participatie. Daarin zijn wel veel individuele verschillen.
 
Chronische Q-koortspatiënten ervaren in de eerste jaren na infectie een beter functioneren dan QVS-patiënten, maar rapporteren een slechter functioneren over de tijd. In de eerste jaren na infectie ervaart de groep ‘overige Q-koortspatiënten’ een beter functioneren dan de QVS-patiënten en vergelijkbaar met de chronische Q-koortspatiënten. Deze grote groep ‘overige Q-koortspatiënten’ (in totaal 86% van de onderzochte Q-koorts populatie) rapporteert een steeds beter functioneren over de tijd.

ImpaQt

Het doel van dit onderzoek was om beter en nauwkeuriger in kaart te brengen welke gevolgen patiënten met chronische Q-koorts of QVS ondervinden in het dagelijks leven. lees meer

ImpaQt

Het doel van dit onderzoek was om beter en nauwkeuriger in kaart te brengen welke gevolgen patiënten met chronische Q-koorts of QVS ondervinden in het dagelijks leven.

Hiervoor heeft een groep van 80 chronische Q-koorts en 155 QVS patiënten een vragenlijst ingevuld over hun psychosociaal functioneren en werkstatus. Dezelfde vragen werden ook gesteld aan een groep mensen uit de algemene bevolking en een groep mensen met suikerziekte (diabetes type 2). Daarnaast zijn er in een kleinere groep patiënten (ongeveer 30 per groep) testen afgenomen om concentratie en geheugen te meten.
 
De resultaten van het onderzoek laten zien dat zowel QVS-patiënten als chronische Q-koortspatiënten vijf tot negen jaar na de Q-koortsinfectie nog steeds beperkingen ervaart in het dagelijks leven. Beide patiëntengroepen rapporteren een lagere kwaliteit van leven en sociale participatie en meer gevoelens van angst dan de algemene bevolking en diabetes type 2 patiënten. De mate van vermoeidheid heeft hier de meeste invloed op. QVS-patiënten hebben over de tijd steeds minder betaald werk dan de algemene bevolking. Na 4 jaar heeft nog 50% een betaalde baan. QVS-patiënten met betaald werk werken met de jaren steeds minder uren per week en geven aan dat ze minder goed in staat zijn het werk uit te voeren en dat ze meer hersteltijd nodig hebben na een dag werken dan de algemene bevolking. Vooral QVS-patiënten rapporteren veel klachten in het dagelijks leven met hun concentratie en geheugen in vergelijking met de algemene bevolking. Bij het vergelijken van de testresultaten konden er geen verschillen in concentratie en geheugen worden aangetoond tussen patiënten met QVS en de algemene bevolking.

Van acute Q-koorts naar QVS

Bij dit onderzoek is gekeken naar de afweercellen van acute Q-koortspatiënten, direct na de infectie en zes maanden daarna. Dit resultaten van dit onderzoek zijn nog niet gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. lees meer

Van acute Q-koorts naar QVS

Bij dit onderzoek is gekeken naar de afweercellen van acute Q-koorts patiënten, direct na de infectie en zes maanden daarna. Dit resultaten van dit onderzoek zijn nog niet gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift.

De voorlopige resultaten laten zien dat de afweercellen van de patiënten zowel direct na de infectie, als zes maanden daarna anders geactiveerd zijn dan die van gezonde personen. Daarnaast is er een verschil in activatie van de afweercellen van de normaal herstellende patiënten ten opzichte van de patiënten die QVS ontwikkelen. Enkele van deze patronen zijn eerder beschreven bij vermoeidheid na infecties, maar ook bij chronische vermoeidheid in het algemeen.

Terugkerende luchtweginfec­ties bij QVS

Veel patiënten die de polikliniek van het Radboudumc Q-koorts Expertisecentrum bezoeken, vertellen dat zij vaker en heviger verkouden zijn dan voorheen. Het zou kunnen dat de Q-koorts bacterie de afweercellen dusdanig heeft veranderd dat deze anders op prikkels zoals het verkoudheidsvirus reageren. lees meer

Immuno­pathologie van QVS

Bij dit onderzoek is het activatiepatroon van de afweercellen van patiënten met QVS vergeleken met dat van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), mensen die een Q-koortsinfectie hebben doorgemaakt maar daar volledig van zijn hersteld, en gezonde proefpersonen. lees meer

Immuno­pathologie van QVS

Bij dit onderzoek is het activatiepatroon van de afweercellen van patiënten met QVS vergeleken met dat van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), mensen die een Q-koortsinfectie hebben doorgemaakt maar daar volledig van zijn hersteld, en gezonde proefpersonen.

De resultaten laten zien dat een tweetal zogeheten mitochondriële genen minder tot uiting komen bij de chronisch vermoeide patiënten dan bij de andere groepen. De mitochondriën zorgen voor de energiehuishouding in cellen. De functies van de eiwitten die door deze twee genen worden gemaakt werden eerder al gerelateerd aan energiehuishouding, herstel van cellen in het algemeen en in de hersenen, en ontsteking. Deze processen kunnen in theorie bijdragen aan de ontstaanswijze van chronische vermoeidheid. Ook de afweercellen van chronisch vermoeide patiënten maken minder van deze eiwitten aan.

De waarde van FDG-PET/CT bij de diagnostiek en follow-up van chronische Q-koorts

In dit onderzoek is gekeken of de techniek van FDG-PET/CT-scans bruikbaar is bij de diagnose en tijdens de behandeling van chronische Q-koorts. lees meer

De waarde van FDG-PET/CT bij de diagnostiek en follow-up van chronische Q-koorts

In dit onderzoek is gekeken of de techniek van FDG-PET/CT-scans bruikbaar is bij de diagnose en tijdens de behandeling van chronische Q-koorts.

Hiervoor zijn geanonimiseerde gegevens gebruikt van 273 patiënten met verdenking op chronische Q-koorts die een of meerdere FDG-PET/CT-scans hebben ondergaan. Bij 31 patiënten bij wie op basis van bloedonderzoek  geen diagnose gesteld kon worden, stelde de scan wel de diagnose chronische Q-koorts vast. Van 147 patiënten met bewezen chronische Q-koorts, liet de scan bij 93 patiënten afwijkingen zien die passen bij de infectie. Verder leidde de FDG-PET/CT-scan bij diagnose tot een aanpassing van de behandeling bij 45 patiënten: bij 37 patiënten werd met antibiotica gestart, bij 2 patiënten werden de antibiotica gewijzigd en bij 6 patiënten leidde de uitslag van de scan tot een operatie.

De FDG-PET/CT-scan is ook van belangrijke waarde tijdens de behandeling van chronische Q-koorts. Er zijn 43 scans gemaakt ter controle voor het stoppen van de behandeling. Hiervan lieten 31 scans geen afwijkingen meer zien, en 12 wel. Het maken van een scan tijdens behandeling van bewezen chronische Q-koorts leidde tot het stoppen van antibiotica (9,6%), het aanpassen van antibiotica (3,2%) of het doorgaan met antibiotica (44,5%).
 
De onderzoekers adviseren om altijd een FDG-PET/CT-scan te maken als er op grond van het bloedonderzoek een verdenking is van een chronische Q-koortsinfectie. Tijdens de behandeling van chronische Q-koorts adviseren de onderzoekers een scan te maken voor het stoppen van de antibiotica als een eerder gemaakte FDG-PET/CT-scan afwijkingen liet zien. Ook adviseren ze een FDG-PET/CT-scan te maken als tijdens de behandeling van chronische Q-koorts patiënten opnieuw klachten krijgen, als klachten te lang aanhouden, of als de bloedresultaten verslechteren zodat complicaties op tijd opgespoord kunnen worden. Deze adviezen zijn gecommuniceerd aan alle Nederlandse Q-koorts behandelaren en nucleair geneeskundigen.

De immunologie van chronische Q-koorts

Patiënten met chronische Q-koorts worden of blijven ziek omdat bij hen de bacterie blijft leven in de bloedvatwand of op een hartklep. Het is niet bekend waarom het afweersysteem van deze patiënten niet in staat is de bacterie op te ruimen. lees meer

De immunologie van chronische Q-koorts

Patiënten met chronische Q-koorts worden of blijven ziek omdat bij hen de bacterie blijft leven in de bloedvatwand of op een hartklep. Het is niet bekend waarom het afweersysteem van deze patiënten niet in staat is de bacterie op te ruimen.

In dit onderzoek is de afweerreactie tegen de Q-koortsbacterie op verschillende manieren onderzocht. Opvallend is dat de afweerreactie bij chronische Q-koortspatiënten sterker was dan bij anderen. Bloedcellen van deze patiënten maken meer afweerversterkende stoffen aan (interferon-gamma en chemokines). Deze chemokines kunnen gebruikt worden om onderscheid te maken tussen chronische Q-koortspatiënten en patiënten die genezen zijn van acute Q-koorts.
 
De Q-koortsbacterie kan de afweercellen bepaalde enzymen (MMP’s) laten aanmaken die de bloedvatwand kunnen verzwakken en zo kunnen leiden tot complicaties. MMPs kunnen worden geremd door doxycycline, een antibioticum dat gebruikt wordt bij chronische Q-koorts.
 
Uit een overzicht van de wetenschappelijke literatuur en uit een onderzoek in het Radboudumc blijkt dat autoimmuunziektes vaker voorkomen bij chronische Q-koortspatiënten. Soms kan het de diagnose, behandeling of het beloop van de ziekte ingewikkelder maken. We kunnen door dit onderzoek meer alert op autoimmuunziektes zijn.

Erfelijk bepaalde gevoeligheid voor chronische Q-koorts

Er is nog weinig bekend over hoe chronische Q-koorts ontstaat, en waarom sommige mensen wel deze ziekte krijgen en anderen niet terwijl ze dezelfde risicofactoren hebben. Verschillen in erfelijke eigenschappen zouden hierbij een rol kunnen spelen. lees meer

Erfelijk bepaalde gevoeligheid voor chronische Q-koorts

Er is nog weinig bekend over hoe chronische Q-koorts ontstaat, en waarom sommige mensen wel deze ziekte krijgen en anderen niet terwijl ze dezelfde risicofactoren hebben. Verschillen in erfelijke eigenschappen zouden hierbij een rol kunnen spelen.

Het doel van het onderzoek is om te bepalen welke erfelijke eigenschappen van belang zijn bij het ontwikkelen van chronische Q-koorts. De onderzoekers hebben hiervoor 66 erfelijke variaties bepaald in 173 patiënten met chronische Q-koorts en in 184 proefpersonen die van acute Q-koorts zijn genezen maar wel dezelfde risicofactoren hebben voor chronische Q-koorts. Deze risicofactoren zijn een hartklepafwijking of vaatwandverwijding. Uit de eerste analyses blijkt dat zeven variaties in zes genen een associatie vertonen met het ontwikkelen van chronische Q-koorts. Wellicht spelen deze genen dus een rol in het ontstaan van chronische Q-koorts. Variaties in deze genen zijn mogelijk bruikbaar om het risico op chronische Q-koorts beter te voorspellen, of voor de ontwikkeling van nieuwe medicatie.

Afweer tegen levende Q-koorts bacteriën

In deze studie is onderzocht of de afweerreactie tegen levende Q-koortsbacteriën verschillend is van de afweerreactie tegen dode Q-koortsbacteriën bij gezonde personen en patiënten met chronische Q-koorts. lees meer

Afweer tegen levende Q-koorts bacteriën

In deze studie is onderzocht of de afweerreactie tegen levende Q-koortsbacteriën verschillend is van de afweerreactie tegen dode Q-koortsbacteriën bij gezonde personen en patiënten met chronische Q-koorts. 

Het is nog onbekend hoe en waarom de Q-koortsbacterie kan overleven in het lichaam van chronische Q-koortspatiënten. Bij onderzoek naar  de afweerreactie van chronische Q-koortspatiënten wordt vanwege veiligheidsredenen vrijwel altijd gebruik gemaakt van dode Q-koortsbacteriën. Onderzoek met dode bacteriën laat zien dat de reactie van chronische Q-koortspatiënten eigenlijk beter is dan bij gezonde mensen of mensen die hersteld zijn van Q-koorts.
 
Het onderzoek is uitgevoerd in een speciaal uitgerust laboratorium van het Wageningen Bioveterinary Research, waarin men kan werken met levende Q-koortsbacteriën. Dit onderzoek is nog niet afgerond. De eerste voorlopige resultaten laten zien dat de afweerreactie tegen levende Q-koortsbacteriën inderdaad gedeeltelijk anders was dan bij dode Q-koortsbacteriën.
  • Medewerkers
  • Intranet