Vraag en antwoord
Carlijn Borm, neuroloog in opleiding bij het Radboudumc, beantwoordt 4 vragen over parkinson en visuele stoornissen.- 1. Hoe ontstaan visuele stoornissen en wat kun je merken bij de ziekte van Parkinson?
- 2. Welke visuele stoornissen kennen we bij de ziekte van Parkinson?
- 3. Wat voor invloed kan medicatie hebben op het zien bij parkinson?
- 4. Wat kan iemand met parkinson doen om beter te kunnen zien?
Vraag 1
Hoe ontstaan visuele stoornissen en wat kun je merken bij de ziekte van Parkinson?
Bij de ziekte van Parkinson sterven bepaalde zenuwcellen langzaam af, met name in de zwarte stof – de substantia nigra. Dit zorgt ervoor dat er minder dopamine geproduceerd wordt. Dopamine is eigenlijk een chemische boodschapper in het brein met heel veel verschillende taken. Één van die taken is het sturen van beweging, wat de meeste mensen kennen als symptoom van parkinson. Maar dopamine is ook belangrijk voor het zien.
Wat kun je merken bij de ziekte van Parkinson?
-
Een verminderde productie van dopamine kan ervoor zorgen dat de oogspieren anders bewegen, dit noemen we ook wel oogspiermotoriek. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot problemen met accommodatie. Accommodatie is het snel schakelen tussen veraf zien en dichtbij. Teksten kunnen dan wazig worden of mensen kunnen dansende letters zien.
-
Wat ook heel belangrijk is, en waar parkinson invloed op kan hebben, is de samenwerking van de ogen. Als één oog minder goed meebeweegt, kunnen er dubbelbeelden worden waargenomen. Dit kan erg hinderlijk zijn.
-
Hiernaast kan het snel volgen van dingen in de ruimte en snelle bewegingen van de ogen veranderen bij de ziekte van Parkinson. Hierdoor kunnen dingen wazig worden.
-
Ook kunnen er veranderingen optreden in het oog zelf. Door een verminderde productie van dopamine kunnen er veranderingen optreden in het netvlies en de oogzenuw. Dit kan leiden tot minder kleuren zien en minder contrast zien.
-
Mensen met parkinson kunnen kramp krijgen in hun ogen waardoor ze dicht blijven zitten.
-
En mensen met parkinson kunnen moeite hebben met ruimtelijk inzicht, het zien van diepte en het snel scannen van de omgeving. Dit kan lastig zijn met autorijden, fietsen, lopen en lezen en een groot probleem vormen.
Vraag 3
Wat voor invloed kan medicatie hebben op het zien bij parkinson?
De invloed van medicatie op het zien bij parkinson kan heel divers zijn, enerzijds kan het oogproblemen geven, anderzijds kan het oogproblemen juist verbeteren. Een belangrijke groep medicatie zijn de antigolinergica, denk hierbij aan Amitriptyline of Artane wat wel eens gegeven wordt voor het trillen. Deze middelen hebben als bijwerking vaak wazig zien. Dit treedt vaak op bij de start van het medicijn of bij een dosisverhoging. Als het lichaam er na enkele weken aan gewend is, trekken deze symptomen vaak weg. Levodopatherapie, de belangrijkste therapie voor de ziekte van Parkinson, kan juist symptomen van dubbelzien, wazig zien en minder contrast zien verbeteren, maar ook deze medicijnen kunnen juist bijwerkingen geven die het zien verslechteren.
Tijdens medicamenteuze therapie ben je afhankelijk van de medicatiecyclus, waarbij we zien dat sommige mensen wanneer de medicatie uitgewerkt raakt en de motorische verschijnselen sterk op de voorgrond staan, mensen ook bijvoorbeeld dubbel kunnen gaan zien. Op het moment dat u medicijnen neemt, verdwijnen deze symptomen weer. Het is belangrijk om samen met de neuroloog te kijken wat medicijnen voor u doen. Sommige mensen hebben een heel individueel medicijnenschema nodig, experimenteer hier vooral mee.
Vraag 4
Wat kan een persoon met parkinson doen om beter te kunnen zien?
Tot dusver lijken artsen en mensen met parkinson zelf gefocust op de motorische verschijnselen van de ziekte van Parkinson. Niet-motorische symptomen zijn in opkomst, maar de link tussen oogproblemen en parkinson wordt vaak nog niet gelegd. Als mensen veel last hebben van motorische verschijnselen, klagen ze vaak niet over het zien, terwijl het wel degelijk aan de hand is. Soms kan een kleine aanpassing in de medicatie, oefening van de oogspieren of een brilcorrectie al een groot verschil maken op de klachten. Bespreek deze klachten daarom met uw neuroloog. Deze kan beoordelen of er een medicatieaanpassing nodig is of u doorverwijzen naar bijvoorbeeld de oogarts, een low vision specialist of een optometrist.