De WHO-classificatie onderscheidt naar de ernst van de verstandelijke beperking vier categorieën:
- diepe verstandelijke beperking (met een IQ < 20 / ontwikkelingsleeftijd onder de 3 jaar);
- ernstige verstandelijke beperking (IQ 20-34 / ontwikkelingsleeftijd tussen de 3 en 5 jaar);
- matige verstandelijke beperking (IQ 35-49 / ontwikkelingsleeftijd 6-9 jaar;
- milde verstandelijke beperking (IQ 50-70 / ontwikkelingsleeftijd 9-12 jaar).
Soms houden we de grovere onderverdeling in milde (IQ 50-70) en ernstige verstandelijke beperking (IQ < 50) aan.
Classificatie op basis van oorzaken
Verstandelijke beperkingen kunnen we ook classificeren naar onderliggende oorzaak. We onderscheiden omgevingsgerelateerde (niet-genetische) en genetische oorzaken.
Niet-genetische oorzaken
Onder niet-genetische oorzaken vallen bijvoorbeeld de complicaties rondom de zwangerschap (zoals toxoplasmose, rubella, cytomegalovirus, herpes simplex), zuurstoftekort en gevolgen van vroeggeboorte en ongelukken (in de zwangerschap of op kinderleeftijd).
Genetische oorzaken
Genetische oorzaken ontstaan door chromosoomafwijkingen of monogene afwijkingen (afwijking in een enkel gen).
- In ongeveer 25% van de gevallen is een chromosoomafwijking de oorzaak, waarvan in 8% sprake is van het Downsyndroom (trisomie 21: de aanwezigheid drie chromosomen van nummer 21 in plaats van twee).
- Monogene afwijkingen kunnen we onderverdelen in geslachts(X)-gebonden, autosomaal recessieve en autosomaal dominante afwijkingen. Het Fragiele-X-syndroom is de meest voorkomende monogene oorzaak van verstandelijke beperking. Deze erft geslachtsgebonden over.