De ambitieuze verpleegkundig specialist GGZ Tamara Hagen heeft een heldere stip op de horizon. Met veel enthousiasme en focus op samenwerken zet ze zich in voor verbetering van de zorg rond postpartum depressie.
Je bent een bezige bij in het Radboudumc, wat doe je hier zoal?
‘Een groot deel van mijn werktijd breng ik door op de polikliniek voor zwangerschapsgerelateerde psychiatrie, de zogenoemde POP-poli voor psychiatrie, obstetrie en pediatrie. Hier werk ik sinds 2017 als verpleegkundig specialist. In die rol bied ik zorg onder andere aan vrouwen met een postpartum depressie. Verder ben ik als junior Principal Clinician bezig met een project om de regionale zorg rond postpartum depressie te verbeteren. En ik ben sinds kort zorgprogrammaleider Acute en Algemene Ziekenhuispsychiatrie. Maar ik werk ook vanuit verschillende overlegtafels aan een betere samenwerking en stevig netwerk in de regio: ik zit in de Regiegroep Transmurale Zorg van het Radboudumc en ik neem deel aan het regionale Verloskundige Samenwerkingsverband Kwetsbare Zwangeren.’
Hoe ben je in de psychiatrie terechtgekomen?
‘Mentale gezondheid heeft altijd mijn interesse gehad. Wat mij vooral boeide toen ik in aanraking kwam met de psychische zorg voor zwangere vrouwen, was dat hier nog zo veel innovatie mogelijk en nodig is. Zeker in de zorg rond preventie van postpartum depressie. Kortom, mijn handen jeukten. Toen ik als student Verpleegkunde stage liep bij de psychiatrische instelling in Wolfheze, raakte ik overtuigd: ik wilde de psychiatrie in. Na enkele jaren nog bij ProPersona te hebben gewerkt, ben ik in het Radboudumc begonnen bij Psychiatrie. Ik heb oprecht de leukste baan die er bestaat.’
Wat valt je op in de zorg rond postpartum depressie?
‘Helaas valt op dat er nog steeds een taboe rust op depressie rond zwangerschap en bevalling. Er zijn echt veel vrouwen die zich tijdens de zwangerschap of na de bevalling mentaal niet goed voelen, maar er niet over durven te praten. De wolk moet roze zijn, toch? Dat is tenminste het beeld. Onzin, en daar moeten we het eens wat meer met elkaar over hebben. Want let wel, de cijfers zijn fors: ongeveer 10-15% van de zwangere vrouwen krijgt een postpartum depressie. Die getallen moeten omlaag, de preventie kan en moet beter. En het taboe moet doorbroken worden.’
Wat doe jij om die zorg te verbeteren?
‘Ik werk aan een project dat als doel heeft om in een vroeg stadium depressieve klachten op te sporen, om vervolgens een patiëntgericht advies te geven, om ernstige psychische klachten te voorkomen en waar nodig de zorg passend op te kunnen schalen. Daarnaast zet ik me in om de kennis over postpartum depressie te vergroten bij mijn collega’s in de zorg, binnen en buiten het Radboudumc. En ik werk aan de versteviging van het regionale netwerk en de onderlinge samenwerking. Ik werk bijvoorbeeld nauw en met veel plezier samen met de GGD, onder andere aan een screeningsinstrument waarmee een postpartum depressie eerder herkend kan worden. We gaan hier nu mee aan de slag bij 20 consultatiebureaus in de regio Nijmegen. En we hebben samen een klankbordgroep opgericht met onder andere vrouwen die een postpartum depressie hebben gehad. Vier keer per jaar komen we bijeen. Ik ben er best trots op dat ik onlangs de Van Rijn Prijs voor Netwerkzorg kreeg voor dit project. Er komt zo veel moois uit voort. Ook bijvoorbeeld onze samenwerking in de zogenoemde ‘VoorZorg’ met de GGD. Hierin begeleidt een VoorZorg-verpleegkundige van de GGD heel kwetsbare zwangere vrouwen, bijvoorbeeld uit een asielzoekerscentrum of met een licht verstandelijke beperking. Die begeleiding is intensief, zelfs tot het kind 2 jaar oud is. We zien dat dit heel goed werkt.’
Wat hoop je nog te bereiken?
‘Natuurlijk dat we stappen zetten in de preventie van postpartum depressie. Dat vrouwen sneller passende hulp krijgen. Mijn oproep aan huisartsen, verloskundigen, kraamhulpen en iedere andere zorgprofessional rond de zwangere vrouw is dan ook: trek op tijd aan de bel en overleg gerust met onze afdeling. We zijn laagdrempelig benaderbaar om even te sparren. Daarnaast hoop ik ooit ook een steentje bij te dragen aan het landelijke beleid, daar wil ik me best eens tegenaan bemoeien. Maar voor nu is het al druk zat en geniet ik nog maar even van mijn werk, dankbare projecten en de zorg voor deze vrouwen.’