Meisjes en jongens zijn op verschillende momenten in de adolescentie mogelijk kwetsbaarder voor de negatieve effecten van sociale-mediagebruik, schrijft een internationaal onderzoeksteam, onder wie Rogier Kievit van het Radboudumc. In een artikel in Nature Communications laten ze zien dat meisjes in de leeftijd van 11 tot 13 jaar minder tevreden zijn met hun leven bij een stijgend gebruik van sociale media. Eenzelfde verband vonden ze bij jongens van 14 tot 15 jaar. Toenemend sociale-mediagebruik voorspelt ook op 19-jarige leeftijd een lagere levenstevredenheid. Op andere momenten vonden ze geen duidelijk statistisch verband. Het onderzoek is gebaseerd op gegevens van het Verenigd Koninkrijk
In iets meer dan tien jaar hebben sociale media de manier waarop we onze tijd doorbrengen, informatie over onszelf delen en met anderen praten fundamenteel veranderd. Dit heeft geleid tot een brede bezorgdheid over de mogelijke negatieve gevolgen van het gebruik van sociale media, zowel voor het individu als de samenleving. Toch is er, zelfs na jaren van onderzoek, nog steeds veel onzekerheid over hoe het gebruik van sociale media invloed heeft op ons welzijn en welbevinden.
Een team van psychologen, neurowetenschappers en modelleurs van de University of Cambridge, University of Oxford en het Radboudumc (Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour) analyseerde gegevens van ongeveer 84.000 personen tussen 10 en 80 jaar in twee Britse databanken. Daarin zaten ook de gegevens van 17.400 jongeren tussen 10 en 21 jaar die over een langere periode zijn gevolgd. Het team zocht naar een verband tussen geschat sociale-mediagebruik en de gerapporteerde tevredenheid over het leven. Het onderzoek bracht periodes in de adolescentie aan het licht waarin sociale-mediagebruik in verband werd gebracht met een afname in levenstevredenheid twaalf maanden later. Ook een omgekeerd verband werd gevonden: tieners die een lager dan gemiddelde levenstevredenheid rapporteren, gebruiken een jaar later meer sociale media.
Kwetsbare periodes
Bij meisjes werd een link gevonden tussen het gebruik van sociale media in de leeftijd tussen 11 en 13 jaar en een afname van de levenstevredenheid een jaar later. Bij jongens gebeurde dat in de leeftijd van 14 en 15 jaar. De verschillen suggereren dat gevoeligheid voor sociale-mediagebruik verband kan houden met ontwikkelingsveranderingen, mogelijk veranderingen in de structuur van de hersenen of met de puberteit, die bij jongens later optreedt dan bij meisjes. Maar een suggestie is geen bewijs, dus op dit punt is verder onderzoek zeker nodig. Zowel bij vrouwen als mannen werd het gebruik van sociale media op de leeftijd van 19 jaar opnieuw in verband gebracht met een afname van de levenstevredenheid een jaar later. De onderzoekers opperen dat sociale veranderingen, zoals uit huis gaan of beginnen met werken, ons in die periode misschien extra kwetsbaar maken. Maar ook hier is verder onderzoek nodig. Op andere momenten was het verband tussen sociale-mediagebruik en levenstevredenheid een jaar later niet statistisch significant.
Zeer complex
"Het verband tussen sociale-mediagebruik en geestelijk welzijn is duidelijk zeer complex”, zegt Amy Orben van Universiteit van Cambridge, die het onderzoek leidde. “Veranderingen in ons lichaam, zoals de ontwikkeling van de hersenen en de puberteit, en in onze sociale omstandigheden maken ons mogelijk kwetsbaar op bepaalde momenten in ons leven." Rogier Kievit, hoogleraar ontwikkelingsneurowetenschappen aan het Radboudumc/Donders Institute for Brain, Cognition, and Behaviour en senior auteur van de studie voegt eraan toe: "Het is belangrijk om te beseffen dat het in ons onderzoek gaat om gemiddelden. Dit betekent dat niet elke jongere een negatieve impact op zijn of haar welzijn ondervindt door het gebruik van sociale media. Voor sommigen zal het vaak juist een positieve impact hebben. Sommigen gebruiken sociale media om in contact te komen met vrienden, om met een bepaald probleem om te gaan of omdat ze niemand hebben om mee te praten over een bepaald probleem of hoe ze zich voelen. Voor deze mensen kunnen sociale media een waardevolle steun zijn. Deze studie illustreert hoe onderzoek waarbij herhaalde metingen worden verricht om een ontwikkeling in kaart te brengen, gecombineerd met geavanceerde modelbenaderingen, ons kan helpen om uit te zoeken hoe patronen van welzijn en technologiegebruik zich tijdens de ontwikkeling ontvouwen. Deze bevindingen bieden nieuwe inzichten in de geestelijke gezondheid en kwetsbaarheid van adolescenten en zetten de deur open voor verder werk om de onderliggende mechanismen te ontrafelen.”
Zoeken naar de oorzaken
"Het is op basis van dit onderzoek niet mogelijk de precieze processen aan te wijzen die aan deze kwetsbaarheid ten grondslag liggen”, zegt Sarah-Jayne Blakemore, hoogleraar psychologie en cognitieve neurowetenschappen in Cambridge. “In de adolescentie spelen cognitieve, biologische en sociale veranderingen die allemaal met elkaar verweven zijn, waardoor het moeilijk is om de ene factor van de andere te onderscheiden. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk wat te wijten is aan veranderingen in hormonen of hersenontwikkeling of hoe iemand met zijn leeftijdsgenoten omgaat." Volgens Andrew Przybylski van het Oxford Internet Institute aan de universiteit van Oxford, is meer onderzoek nodig dat objectieve gedragsgegevens combineert met biologische en cognitieve metingen van de ontwikkeling om vast te kunnen stellen welke individuen beïnvloed kunnen worden door sociale media. “Daarom roepen we sociale-mediabedrijven en andere online platforms op om meer te doen om hun gegevens te delen met onafhankelijke wetenschappers. Mochten ze dat niet willen, dan zouden overheden moeten laten zien dat ze online schade serieus willen aanpakken door wetgeving in te voeren om deze bedrijven te dwingen meer openheid van zaken te geven."
Wel verbanden, geen voorspellingen
Met de resultaten uit deze studie kunnen de onderzoekers zich gaan richten op de perioden van adolescentie waarin jongeren het meeste risico lopen en dit gebruiken als springplank om enkele van de echt interessante vragen te onderzoeken. Daarbij moet worden meegenomen dat niet alleen het gebruik van sociale media een negatieve invloed kan hebben op het welzijn, maar dat ook het omgekeerde het geval is en een lagere levenstevredenheid kan leiden tot meer gebruik van sociale media. Hoewel de bevindingen op bevolkingsniveau aantonen dat er een verband is tussen sociale-mediagebruik en slechter welzijn, stellen de onderzoekers uitdrukkelijk dat het nog niet mogelijk is te voorspellen welke individuen hierbij het meeste risico lopen.
-
Publicatie in Nature Communications: Windows of developmental sensitivity to social media - Amy Orben, Andrew K. Przybylski, Sarah-Jayne Blakemore & Rogier A. Kievi
-
Meer weten over deze onderwerpen? Klik dan via onderstaande buttons door naar meer nieuws.