Nieuws 35.000 doden per jaar in Europa door resistente bacteriën en dat neemt toe

18 november 2022

Jaarlijks sterven in Europa 35.000 mensen door bacteriën die resistent zijn tegen antibiotica, en dat aantal stijgt. Dat blijkt uit een recent rapport van het Europees Centrum voor Ziektepreventie en Bestrijding (ECDC). Sommige wetenschappers vrezen dat in 2050 meer mensen zullen overlijden aan resistente bacteriën dan aan kanker. Kunnen we het tij nog keren? Afdelingshoofd Medische Microbiologie en hoofd Centrum voor Infectieziekten van het Radboudumc Heiman Wertheim beantwoordt vijf vragen over resistentie.

Hoe ontstaan resistente bacteriën?

‘Bacteriën passen zich makkelijk aan als ze de omgeving niet prettig vinden, zoals bij blootstelling aan antibiotica. Ze veranderen dan hun DNA. Ze pikken genen op uit het milieu of passen hun eigen genen aan. Zo’n verandering kan helpen om met het antibioticum om te gaan. Het zorgt bijvoorbeeld dat het aangrijpingspunt van het antibioticum verandert, of dat de bacterie het antibioticum af kan breken of uit de cel kan pompen, zodat geen schade ontstaat. Die DNA-veranderingen kunnen bacteriën ook doorgeven. Bacteriën die resistent zijn hebben een voordeel als een patiënt een antibioticakuur krijgt. De patiënt wordt dan niet beter.’

Wat betekent dat voor de samenleving?

‘We staan voor grote uitdagingen. Door globalisering verspreiden resistente bacteriën zich makkelijker. Vergrijzing, bezuinigingen, personeelstekorten en de coronapandemie, verhogen de druk op de zorg. We weten dat een toenemende zorgvraag leidt tot meer resistentieproblemen. Zorgverleners kunnen door de werkdruk minder goed aan alle infectiepreventiemaatregelen voldoen. Resistentie voorkom je onder meer met goede hygiëne, zoals handhygiëne, gerichte diagnostiek en gebruik van het juiste antibioticum. Je moet blijven investeren om die basis op orde te houden. Zorg voor voldoende handen aan het bed, microbiologen, deskundigen infectiepreventie, en infectiologen. En we moeten proactief blijven, heldere richtlijnen opstellen en deze goed implementeren. In Nederland gaat dit best goed maar Zuid-Europa investeert hier niet in. Als we resistentie niet de kop in blijven drukken, lopen we volgens een studie van de Britse overheid in 2050 risico op meer doden door resistentie dan door kanker. Dat lijkt me geen onwaarschijnlijk scenario.’

Hoe is de situatie in verschillende landen?

‘In Noord-Europese landen, waaronder Nederland, zijn de problemen relatief beperkt, omdat we een sterke zorgketen hebben. We bezitten een goede infrastructuur met duidelijke protocollen en we zijn proactief. Dat staat nu echter wel onder druk. In Europa concentreren de problemen zich in het gebied rond de Middellandse Zee, zoals in Italië en Griekenland. Buiten Europa zien we de meeste resistentie in Azië, vooral in India. Preventie krijgt in die gebieden niet de juiste aandacht en het ontbreekt aan beleid en een zinnige aanpak. Antibiotica kun je overal verkrijgen en worden lukraak toegepast, zelfs als ze bij een patiënt helemaal niet werken.’

Ontwikkelen we nog nieuwe antibiotica?

‘We moeten het verdienmodel voor de ontwikkeling van antibiotica veranderen. Ontwikkelt een bedrijf een nieuwe middel, wat veel geld kost, dan leggen we dat in eerste instantie als reserve in de kast. We zijn zuinig op nieuwe middelen, juist vanwege die resistentie. Daarnaast gebruik je antibiotica meestal maar kort. Daardoor verdienen bedrijven hun investering in antibiotica niet terug. Terwijl ze wél nodig zijn in het kader van publieke gezondheid. De overheid moet eigenlijk fabrikanten betalen voor de ontwikkeling van antibiotica. Dat gebeurt al een beetje, maar het is nog heel lastig voor bedrijven. Toch komen gelukkig wel wat nieuwe middelen beschikbaar en we zetten deze ook steeds vaker in.’

Wat kunnen we doen om het tij te keren?

‘Resistentie kunnen we voorkomen met goede organisatie van preventie, diagnostiek en de juiste behandeling. Zo pak je de problemen bij de basis aan. Daarnaast blijven we onderzoek doen, zoals naar verspreiding van resistentie, versnellen van diagnostiek en nieuwe middelen. Het is heel belangrijk dat we onze kennis delen met landen waar het minder goed gaat. Zo organiseren we bij het Centrum voor Infectieziekten masterclasses voor zorgverleners uit het buitenland. Zij krijgen een mentor toegewezen, die zie na hun terugkeer helpt met de toepassing van de nieuw verworven kennis. Verder kunnen we allemaal alert zijn op hygiëne, en is het goed als we elkaar daarop aanspreken.’

Meer informatie


Annemarie Eek

wetenschapsvoorlichter

neem contact op

Meer nieuws

  • Medewerkers
  • Intranet