Dat bewegen het risico op veel chronische aandoeningen verkleint, is al langer bekend. Maar hoevéél je precies moet bewegen om dat effect te bereiken, weten we nog niet zo goed. Onderzoek van het Radboudumc onder 150.000 mensen laat zien dat de optimale hoeveelheid beweging per groep verschilt.
Hoeveel moet je bewegen als je minder risico wilt lopen op overlijden of een ernstige hart- en vaatziekte, zoals een hartoperatie, hartinfarct, dotterbehandeling of beroerte? De onderzoekers bekeken de gegevens van 150.000 mensen uit Noord-Nederland, onderverdeeld in drie groepen: gezonde mensen, mensen die een verhoogd risico hebben op hart- en vaatziekten omdat ze bijvoorbeeld een hoge bloeddruk of diabetes hebben, en tot slot mensen die hartpatiënt zijn omdat ze bijvoorbeeld een hartinfarct of een beroerte hebben gehad.
Hoe laag kan het risico worden?
Uit de analyse bleek dat voor mensen in de risicogroep en de gezonde controlegroep hetzelfde geldt: meer bewegen leidt tot een lager risico op overlijden of een nieuwe hart- of vaataandoening, maar op een gegeven moment leidt meer beweging niet tot extra gezondheidswinst. Zij bereiken als het ware een plafond. Esmée Bakker, verbonden aan het Radboudumc en hoofdonderzoeker van deze studie: “Natuurlijk is meer beweging nooit verkeerd. Het is goed voor je mentale gezondheid en je conditie. Maar op een gegeven moment bereik je het maximum om de kans op overlijden of een hartaandoening te verkleinen.”
Uit het onderzoek blijkt dat mensen het plafond bereiken wanneer ze vier tot zes keer de Nederlandse beweegrichtlijn halen. Die richtlijn adviseert 2,5 uur per dag matig intensief bewegen. Bakker: “Dit komt dus neer op tien tot vijftien uur beweging per week. De gemiddelde Nederlander zit ruim onder dat niveau. Hier valt dus flinke winst te behalen.”
Anders bleek dit te zijn voor de groep hart- en vaatpatiënten. “Bij hen zagen we eigenlijk geen maximum”, aldus Bakker. Voor hen geldt dat hoe meer zij bewegen, hoe kleiner het risico op een nieuwe hartaandoening. In de wetenschappelijke literatuur wordt veel gediscussieerd over het juiste advies voor deze groep. “Door onze grote onderzoeksgroep, leveren we een substantiële bijdrage aan die discussie. Actieve leefstijl blijkt een belangrijke vorm van preventie. Deze groep kan echt veel winst boeken door veel fysieke inspanning.”
Gevolgen van zwaar intensieve arbeid
De onderzoekers bestudeerden ook wanneer mensen bewegen: op het werk, in hun vrije tijd, in het huishouden en in woon-werkverkeer. opvallend genoeg bleek dat mensen die zwaar intensieve arbeid verrichten en daarbij veel bewegen, geen verlaagd risico op een hartziekte of overlijden hebben. De gezondheidswinst wordt juist behaald bij bewegen in de vrije tijd, zoals sporten, wandelen en fietsen. Bakker: “Een verklaring hebben we niet, maar we vermoeden dat het komt doordat deze groep juist buiten werktijd weinig beweegt. In de Nijmegen Exercise Study willen we dit verder uitzoeken.”
Dat betekent dus niet dat we weer massaal de lift kunnen pakken op het werk? “Nee, zeker niet”, aldus Bakker. “In dit onderzoek is alleen gekeken naar de groep die zwaar intensieve arbeid verricht, denk hierbij aan stratenmakers. We weten uit ander onderzoek dat mensen met een zittend beroep juist baat hebben bij regelmatig staan en bewegen, dus blijf dat doen!”
Twee databases gecombineerd voor dit onderzoek
De onderzoekers maakten voor hun studie gebruik van de gegevens van Lifelines, een database met informatie van inmiddels meer dan 150.000 mensen uit Noord-Nederland. Esmée Bakker: “Mensen die meedoen aan Lifelines zijn heel uitgebreid onderzocht. Ook hebben ze verschillende vragenlijsten ingevuld, waaronder over beweging. We hebben deze informatie gekoppeld aan de CBS-statistieken. Zo konden we de relatie tussen lichamelijke activiteit en grote hart- en vaatziekten en sterfte onderzoeken.”
Over de publicatie in PLOS Medicine
Dose-response association between moderate to vigorous physical activity and incident morbidity and mortality for individuals with a different cardiovascular health status: a prospective cohort study among 143,070 adults – Esmée A. Bakker, Duck-chul Lee, Maria T.E. Hopman, Eline J. Oymans, Paula M. Watson, Paul D. Thompson, Dick H.J. Thijssen, Thijs. M.H. Eijsvogels. DOI: 10.1371/journal.pmed.1003845.
-
Meer weten over deze onderwerpen? Klik dan via onderstaande buttons door naar meer nieuws.
PreventieNieuws homepage Patientenzorg en Nieuws en verhalen