Nieuws “Oude preparaten zijn relevant voor nieuw onderzoek.”

24 september 2019

Op 18 september promoveerde Lucas Boer op onderzoek naar de museumcollecties van aangeboren aandoeningen in Nederland. Hij liet zien dat er ook in deze tijd waarde zit in zulke gevoelige maar unieke preparaten.

Als je het Museum voor Anatomie en Pathologie binnenloopt, moet je er helemaal voor naar achteren. En dan nog loop je eerst tegen een plaquette aan met de strekking: Hierachter bevindt zich de teratologische collectie. Bedenk eerst of je dit wil zien. Het kan namelijk heftig zijn; er staan preparaten van baby’s met skeletafwijkingen, Siamese tweelingen en pasgeborenen met aandoeningen van de neurale buis. En dan de naam zelf: ‘teratologisch’ betekent ‘monsterlijk’ of juist ‘wonderlijk’. Het maakt in één klap duidelijk hoe er ooit naar deze buitengewone – en buitengewoon zeldzame – aandoeningen gekeken werd.

Voor Lucas Boer is het dagelijkse kost. Hij is curator van het anatomisch museum, op de begane grond in het Studiecentrum, en werkt dagelijks met de preparaten. “Toen ik hier kwam in 2012 stonden de preparaten allemaal opgeborgen in het depot, zonder het bijbehorende verhaal  en niemand die het zag. Terwijl het zulke unieke preparaten zijn. Ik vind dat je als museum verantwoording af te leggen hebt over je bezit, en ik wilde onderzoeken wat de waarde ervan kan zijn, in deze tijd.” Het leidde tot zijn promotieonderzoek naar de waarde van teratologische collecties in Nederland, dat hij op 18 september succesvol afrondde.

Ingehaald door prenatale diagnostiek

Wat zulke collecties uniek maakt is dat de prenatale diagnostiek het inmiddels mogelijk heeft gemaakt om dergelijke aandoeningen in een vroeg stadium te vinden. Boer: “Bijna alle aandoeningen die we hier laten zien zijn uiteindelijk niet met het leven verenigbaar. Inmiddels worden zwangerschappen dus vrijwel altijd afgebroken als er zoiets gevonden wordt.” Ook de relatie tussen arts en patiënt is sterk veranderd, en baby’s met dergelijke aandoeningen worden niet meer, zoals vroeger wel gebeurde, meteen bij de moeder weggehaald.

Maar als we inmiddels zo goed zijn geworden in het vinden van zulke aandoeningen en ze vrijwel niet meer bestaan, waarom zouden de preparaten dan nog relevant zijn? Boer: “Ze geven een unieke kijk in de ontwikkeling van deze aandoeningen, die weliswaar niet in deze ernstige vormen meer voorkomen, maar nog wel in mildere mate. We hebben alle preparaten van ons eigen museum beschreven, en in samenwerking met de afdeling Radiologie CT en MRI-scans vervaardigd, zodat we ook de interne structuren kunnen bekijken. Daardoor kunnen we nu ook diagnoses stellen, en dat heeft een grote educatieve waarde voor studenten.”

Tientallen Siamese tweelingen

Boers onderzoek betrof ook andere anatomische collecties in Nederland, zoals de tot vier eeuwen teruggrijpende Leidse collectie, maar ook die van Amsterdam en Utrecht. “Het was daar een stuk lastiger om scans te maken, maar die collecties maken het wel mogelijk om veel voorbeelden van een bepaalde aandoening te bestuderen. Zo heb ik inmiddels tientallen Siamese tweelingen bekeken, terwijl dat een aandoening is die naar schattingen slechts één keer per jaar in Nederland voorkomt. Een van de voordelen is dan ook dat je zo alle nuances van een aandoening kunt onderzoeken, wat ook de huidige behandeling en diagnose ten goede kan komen.”

Het anatomisch museum van het Radboudumc is volgens Boer vooruitstrevend met deze aanpak. “Wij zijn eigenlijk het enige museum dat zo open is over de teratologische collectie. We proberen op een respectvolle wijze de preparaten relevant te houden voor het huidige onderwijs en onderzoek.” Als je ook een bezoek wil brengen aan de collectie, dan kan dat: het is open voor het algemene publiek. Meer informatie is te vinden op de website van het Museum voor Anatomie en Pathologie


Een voorbeeld: door scans te maken (midden een CT, rechts een MRI) van de preparaten kan de diagnose in dit voorbeeld gespecificeerd worden van ‘dwerggroei’, waar honderden vormen van bestaan, tot ‘thanatofore dysplasie type 1’.
 

Meer nieuws

  • Medewerkers
  • Intranet