In 1986 begon Albert van Kampen als orthopedisch chirurg aan het Radboudumc. Hij richtte zijn aandacht al vanaf het begin op aandoeningen rond het kniegewricht. “In het verleden deden wij vooral onderzoek op het gebeid van kruisbandafwijkingen. Omdat we bij het Radboudumc steeds meer patiënten kregen met knieschijfproblemen, konden we het wetenschappelijke onderzoek in die richting uitbreiden. Inmiddels hebben ons daarmee gespecialiseerd in het behandelen van aandoeningen van de knieschijf en zijn we een nationaal verwijscentrum geworden.”
Pappen en nathouden
In de jaren tachtig van de vorige eeuw was het idee dat je van de knieschijf moest afblijven. En dat pappen en nathouden inderdaad de beste behandeling was. Inmiddels is duidelijk dat instabiliteit van de knieschijf verantwoordelijk is voor een deel van de knieklachten. Een aandoening die deels aangeboren kan zijn. Op het moment dat iemand met een instabiele knieschijf onderuit gaat op het voetbalveld, kan bijvoorbeeld de knieschijf van zijn plaats schieten. Tegenwoordig zijn hier veel behandelingen voor, ook een operatie behoort tot de mogelijkheden.
Kwaliteit van leven verbeteren
Albert van Kampen: “We doen nu redelijk veel operaties aan de knie, zoals het plaatsen van knieprotheses. Veel behandelingen zijn echter nog gebaseerd op ervaring en niet op wetenschappelijk onderzoek. Een gezonde twijfel aan veel aanbevolen orthopedische behandelingen is dus op zijn plaats.” Waar vroeger het succes van een knieoperatie vooral werd afgemeten aan het feit of de prothese bleef zitten of niet, spelen de patiëntervaringen nu een grote rol. “Een op de vijf patienten met een nieuwe knie houdt bijvoorbeeld pijnklachten,” zegt Albert van Kampen, “Waar komt dat door? Moet de prothese anders? Is de operatie nog niet goed? We hebben het antwoord op deze vragen nog niet, omdat we traditiegetrouw keken naar hoe lang de prothese bleef zitten. Orthopeden zijn gewend om biomechanische problemen op te lossen. Maar ons vak is gericht op het verbeteren van kwaliteit van leven. Hoe we dat doen is een afweging die we samen met de patiënt moeten maken.”
Veel nauwkeuriger
Naast de betere samenwerking met de patiënt is er ook op technisch vlak verbetering mogelijk. Albert van Kampen: “Van de behandelde patiënten met een instabiele kniefschijf zien we nog teveel mensen terugkomen. Tien tot vijftien procent. Dat moet verbeteren. We moeten beter kunnen voorspellen welke behandeling voor welke patiënt optimaal is. Daarop wordt het onderzoek de komende jaren gericht. We hebben nu een keuze uit vijf verschillende operaties. Op basis van de huidige kennis kiezen we voor een aanpak, maar we weten niet exact wat het beste is voor de individuele patiënt. Hoeveel moeten we bijvoorbeeld een stukje bot precies verplaatsen? Waar kunnen we het beste snijden. Dat kunnen we nog veel nauwkeuriger bepalen.”
Biografie
Albert van Kampen (1950) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na zijn studie werkte hij twee jaar in Suriname, alvorens te starten met de opleiding tot orthopedisch chirurg. Vanaf 1986 was hij als orthopedisch chirurg verbonden aan het Radboudumc, waar zijn onderzoek zich vooral heeft gericht op aandoeningen rond het kniegewricht. In 2002 is hij benoemd tot hoogleraar Orthopedische traumatologie en vanaf 2012 is hij hoofd van de afdeling Orthopedie. In zijn afscheidsrede kijkt Albert van Kampen terug op zijn 35-jarige loopbaan als orthopedisch chirurg in dienst van de patiënt.
-
Meer weten over deze onderwerpen? Klik dan via onderstaande buttons door naar meer nieuws.